Onderzoekers bestuderen de uitwerking van elektromagnetische straling op het lichaam en leggen blootstellingslimieten vast voor elk soort elektromagnetische straling. Een blootstellingslimiet zegt hoe sterk de straling maximaal mag zijn om nadelige gezondheidseffecten te voorkomen.

Hoe worden blootstellingslimieten bepaald?

Een blootstellingslimiet zegt ons hoe sterk de straling (of een andere factor) maximaal mag zijn om nadelige gezondheidseffecten te vermijden.

De eerste stap bij het bepalen van een blootstellingslimiet is het vaststellen van een drempelwaarde voor het optreden van een nadelig gezondheidseffect. Als er meerdere effecten mogelijk zijn, worden er ook meerdere drempelwaarden bepaald.

Om een blootstellingslimiet te bekomen, wordt op de drempelwaarde een veiligheidsmarge (veiligheidsfactor) toegepast. De veiligheidsmarge dient om onzekerheden te compenseren. Onzekerheden kunnen zijn: experimentele fouten, vertaling van dierproeven naar mensen, mogelijk hogere gevoeligheid bij bepaalde bevolkingsgroepen (bejaarden, kinderen en zieke mensen). Het gebruik van veiligheidsmarges is algemeen van toepassing voor de bescherming van de volksgezondheid.

Afhankelijk van de milieufactor en het gezondheidseffect, gebruikt men verschillende grootheden voor blootstellingslimieten. De blootstelling aan chemische stoffen wordt bijvoorbeeld beschreven met de grootheid “concentratie”, uitgedrukt in milligram stof per kubieke meter. Elektromagnetische straling van radiofrequenties wordt in het lichaam in warmte omgezet. Dit proces wordt met de grootheid “specifieke absorptie tempo” beschreven (SAT, in het Engels SAR, “Specific Absorption Rate”).

Sommige grootheden waarin de blootstellingslimieten uitgedrukt zijn, zijn moeilijk te meten. In dat geval moeten voor controle andere grootheden gebruikt worden die gemakkelijker te meten zijn. Zulke grootheid noemt men een referentiegrootheid, en de grenswaarde op deze grootheid een referentiewaarde.

Herziening van blootstellingslimieten

Blootstellingslimieten worden geformuleerd (en herbekeken) door wetenschappelijke expertencomités, onder de leiding van bevoegde organisaties zoals de Wereldgezondheidsorganisatie, de Europese Commissie of door onafhankelijke organisaties van wetenschappelijke experten, zoals de International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP).

Op de website van de ICNIRP vindt u wetenschappelijke rapporten en evaluaties omtrent de blootstellingslimieten voor optische straling (licht, infrarood licht, ultraviolet licht), radiogolven en andere vormen van elektromagnetisme.

Blootstellingslimieten

Voor radiogolven

Over radiogolven is bekend dat ze geabsorbeerd worden door het lichaam. Dat wil zeggen dat de elektromagnetische energie van radiogolven in het lichaam wordt omgezet in warmte. Dit noemt men het thermisch effect. Als reactie op deze opwarming brengt ons lichaam zijn interne koelmechanismen op gang, zodat de lichaamstemperatuur constant blijft. Dit thermisch effect leidt enkel bij hoge intensiteit tot schade aan de gezondheid. Omdat telecommunicatie- en radioapparatuur moeten voldoen aan de normen (SAR-waarde van 2 W/kg of 4 W/kg) zoals beschreven in de technische standaarden onder de R&TTE-richtlijn, bestaat hiervoor geen gevaar.

Wat is een SAR-waarde?

De grootheid die wordt gebruikt om de warmteopname te beoordelen, is het Specifieke Absorptietempo (SAT, in het Engels ‘Specific Absorption Rate’, SAR) dat in watt per kilogram (W/kg) wordt uitgedrukt. De SAR-waarde beschrijft in feite de snelheid waarmee de energie van radiogolven wordt opgenomen in het lichaam. Voor elk product moet de producent de SAR-waarde meten. Enkel draadloze apparaten met een laag gemiddeld vermogen (kleiner dan 20 mW) zijn vrijgesteld van de SAR-metingen (zoals bijvoorbeeld een Bluetooth-apparaat).

Lees meer over blootstellingslimieten voor radiogolven in onze brochure “Elektromagnetische velden en gezondheid: uw wegwijzer in het elektromagnetische landschap”.

Voor elektromagnetische velden van lage frequenties

Wisselvelden met een extreem lage frequentie wekken een elektrische stroom op in het lichaam. Als de wisselvelden sterk genoeg zijn, kan deze opgewekte stroom in het lichaam de werking van zenuwen en spieren verstoren of lichtflitsen in het gezichtsveld veroorzaken. Om deze effecten te voorkomen heeft men een grenswaarde opgelegd op de opgewekte (geïnduceerde) stroomdichtheid in het lichaam. De grenswaarde (blootstellingslimiet) bedraagt 2 mA/m2, wat overeenkomt met een magnetisch veld van 100 µT (bij 50 Hz) of een elektrisch veld van 5 kV.

Lees meer over blootstellingslimieten voor elektromagnetische velden van lage frequenties in onze brochure “Elektromagnetische velden en gezondheid: uw wegwijzer in het elektromagnetische landschap”.

Grijze zones

De blootstellingslimieten zijn meestal gebaseerd op wetenschappelijk bewezen effecten, en dit zijn meestal kortetermijneffecten. De langetermijneffecten, bijvoorbeeld over hoogspanningslijnen en kinderleukemie, gsm en hersenkanker, elektromagnetische overgevoeligheid, zijn meestal nog niet voldoende bestudeerd om enige betrouwbare uitspraken te kunnen doen.

Als u zich afvraagt of het wonen naast een hoogspanningslijn een risico op kinderleukemie inhoudt, of het gebruik van een gsm in verband moet worden gebracht met hersenkanker, lees dan de pagina’s onder de rubriek “Elektromagnetische straling”. Daar lichten we toe (per product, technologie) welke de bewezen gezondheidseffecten zijn en wanneer voorzorgsmaatregelen nodig zijn.