Het Protocol van Nagoya inzake toegang tot genetische bronnen en de billijke en evenwichtige verdeling van de baten die voortvloeien uit het gebruik ervan bij het Verdrag inzake Biologische Diversiteit, ook wel het ABS- protocol genoemd (« Access and Benefit Sharing), werd aangenomen op 30 oktober 2010 te Nagoya (Japan), tijdens de tiende bijeenkomst van de Partijen bij het BDV (CBD COP10).

De goedkeuring van dit protocol werd, net als alle resultaten van de CBD COP10 trouwens, beschouwd als één van de belangrijkste verwezenlijkingen van het Belgische EU-Voorzitterschap op milieuvlak.

Protocol van Nagoya : waarom en voor wie?

Het Protocol beoogt de uitvoering van de derde doelstelling van het VBD. Het garandeert een grotere rechtszekerheid en een grotere transparantie, zowel voor de leveranciers als voor de gebruikers van genetische rijkdommen.

De genetische rijkdommen, of ze nu van dierlijke, plantaardige of microbiële oorsprong zijn, worden gebruikt voor een grote verscheidenheid aan doelstellingen, variërend van fundamenteel onderzoek tot de ontwikkeling van nieuwe commerciële producten.

Gebruikers van genetische rijkdommen zijn onder meer :
• onderzoeksinstellingen,
• universiteiten,
• zogenaamde ex-situ collecties (d.w.z. buiten het natuurlijke milieu)
• private ondernemingen
•  …

Zij gebruiken deze rijkdommen in tal van sectoren :
• biotechnologie ;
• gewasbescherming ;
• tuinbouw ;
• cosmetica ;
• farmacie ;
• …

Enkele sleutelelementen van het Protocol van Nagoya

Sterk vereenvoudigd, kan dit Protocol worden samengevat als de verbintenis,
 
• enerzijds van de gebruikende landen, om er voor te zorgen dat de ABS-regelgeving van toepassing in de leverende landen wordt nageleefd (artikel 15) en,
 
• anderzijds van de leverende landen, om er voor te zorgen dat hun ABS-regelgeving duidelijk en transparant is (artikel 6.3).

Volgens de geldende nationale wetgeving kan de toegang tot genetische rijkdommen afhankelijk worden gemaakt van duidelijke afspraken op basis van vooraf gegeven en weloverwogen instemming (“Prior Informed Consent” of “PIC”) van het leverende land (artikel 6) en “onderling overeengekomen voorwaarden” (“Mutually Agreed Terms” of “MAT”) over de verdeling van de opbrengsten voortspruitend uit het gebruik van de rijkdommen met het leverende land (Artikel 5). De landen die het Protocol toepassen moeten ook een controlesysteem invoeren (« checkpoint ») om de toegang tot de genetische rijkdommen op hun grondgebied te documenteren en om zich er van te vergewissen dat deze toegang in overeenstemming is met de PIC en dat er MAT werden vastgelegd.

Daarnaast, en dit is trouwens een van de grote verwezenlijkingen van het Protocol, komt de problematiek van de traditionele kennis verbonden aan genetische rijkdommen van inheemse en lokale gemeenschappen ruimschoots aan bod (Artikelen 5.2, 5.5, 6.2, 7, 11.2 en 12). Conform artikel 8(j) van het BDV, is de bijdrage van de traditionele kennis erkend en is de inspraak van de houders van die kennis vereist (conform de geldende nationale wetgeving) wanneer het gaat om het al dan niet goedkeuren van het gebruik ervan.

Tot slot spoort het Protocol de gebruikers en leveranciers van genetische rijkdommen ten zeerste aan om de voordelen die voortvloeien uit het gebruik ervan aan te wenden voor de instandhouding en het duurzaam gebruik van de biologische diversiteit (Artikel 9) en spoort artikel 5.5 de Partijen bij het protocol aan om de voordelen voortvloeiend uit het gebruik van de traditionele kennis verbonden aan genetische rijkdommen van inheemse en lokale gemeenschappen met deze laatste te delen.

Enkele publicaties voor een beter begrip

Het secretariaat van het BDV heeft een toelichtende brochure over het Protocol van Nagoya gepubliceerd en stelt de officiële tekst van het protocol (FR of EN) ter beschikking.

Ook de IUCN (Internationale Unie voor Natuurbescherming) heeft (enkel in het Engels), een verklarende gids over het Protocol van Nagoya gepubliceerd