A. NIET-GEDEFINIEERDE ROLLEN BINNEN DE VERORDENING
1. Only Representative (OR)
2. SIEF

B. VERPLICHTINGEN VAN DE VERORDENING
1. Kennisgeving bij de Inventaris van indelingen en etiketteringen
2. Timing/deadlines

C. INDELING
1. Zelfindeling
2. Geharmoniseerde Indeling
3. Gebrek aan data

D. ETIKETTERING
1. Inhoud van het etiket
2. Plaatsing van de informatie op het etiket
3. Taal op het etiket
4. Productidentificaties
5. Timing/deadlines
6. Verzoek tot gebruik van een andere chemische naam
7. e-sigaretten

E. VERPAKKING
1. Buitenverpakkingen
2. Kleine verpakkingen

F. RELATIE MET REACH
1. Veiligheidsinformatiebladen
2. Kennisgeving en registratie


A. NIET-GEDEFINIEERDE ROLLEN BINNEN DE VERORDENING

1. Only Representative (OR)

1.1. Heeft de enige vertegenwoordiger, de Only Representative (artikel 8 REACH), een rol binnen de CLP-verordening?

Nee, de rol van de ‘enige vertegenwoordiger’ wordt niet gedefinieerd in de CLP-verordening 1272/2008. Onder de REACH-verordening 1907/2006 is de OR verantwoordelijk voor de registratie van stoffen die door niet-EU fabrikanten worden gemaakt.

1.2. Heeft deze OR een meldingsplicht?
De OR kan geen aparte melding doen bij de Inventaris, omdat hij geen rol heeft in de CLP-verordening 1272/2008, tenzij hij zelf importeur wordt. Onder de REACH-verordening 1907/2006 kan de OR de importeur vervangen op voorwaarde dat hij al de verplichtingen van de importeur vervult. Dus, als de OR zich ontfermt over het registratiedossier kan hij de gegevens van het registratiedossier up-to-date brengen en de indeling volgens de CLP-verordening overnemen en op deze manier is een aparte kennisgeving niet nodig.

1.3. Maakt de OR de veiligheidsinformatiebladen op?
Ja, in de REACH-verordening 1907/2006 staat expliciet vermeld dat dit een rol van de OR is.

2. SIEF

2.1. De CLP-verordening refereert in artikel 40 (1) naar een groep fabrikanten of importeurs. Is dit hetzelfde als een SIEF (Substance Information Exchange Forum)?

Neen, dat is het niet. De term ‘groep’ wordt niet gedefinieerd binnen de CLP-verordening 1272/2008, maar het is zeker geen Substance Information Exchange Forum zoals dit in REACH gedefinieerd wordt. Desondanks kunnen leden van een SIEF beslissen om als een groep hun kennisgeving aan de C&L Inventaris te doen. In dit geval dient de identiteit van elk lid dan wel gespecificeerd te worden in de kennisgeving.
Voor meer informatie over de SIEF, bekijk de REACH-verordening 1907/2006 en de website van ECHA (sief).

B.  VERPLICHTINGEN VAN DE VERORDENING

1. Kennisgeving bij de Inventaris van indelingen en etiketteringen

1.1. Is er een manier om een grote hoeveelheid stoffen in één keer aan te melden in REACH-IT?

Ja. Op de website van ECHA (regulations) staat beschreven: “Hoe kan ik een kennisgeving opstellen en indienen?” Hier staan 3 methodes van kennisgeving (IUCLID 5, BULK en ONLINE).

Om een grote hoeveelheid stoffen in één keer aan te melden moet de kennisgeving in bulk worden gebruikt.
Opgelet: er zijn wel een aantal beperkingen verbonden aan dit soort van kennisgeving: • Indiening met behulp van een XML-bulkbestand kan alleen wanneer elke stof wordt geïdentificeerd met behulp van het CAS- of EG-nummer en geïdentificeerd wordt door niet meer dan één samenstelling. Bovendien kan er geen vermenigvuldigingsfactor of specifieke concentratiegrens worden vastgesteld voor de stoffen waarvan kennisgeving wordt gedaan.  Wanneer de M-factor of de specifieke concentratiegrens al in bijlage VI van de CLP-verordening 1272/2008 staat, is het niet toegelaten om die te veranderen. Kennisgeving met behulp van Bulk kan in die gevallen wel gebruikt worden.

Op de website van ECHA (guidance) vindt u meer informatie alsook de begeleidende documenten.

1.2. Wat kunnen we doen als we met een aantal bedrijven dezelfde stoffen of mengsels moeten notifiëren? Is er een mogelijkheid om een gezamenlijke kennisgeving te doen per stof/mengsel?
Artikel 40 van de CLP-verordening 1272/2008 bepaalt inderdaad dat fabrikanten of importeurs zich kunnen verenigen om samen een melding in groep te doen (groep van informatieverstrekkers). Een dergelijke groep kan o.a. samengesteld zijn uit verschillende legale entiteiten van eenzelfde moederbedrijf, uit een aantal onafhankelijke bedrijven zonder specifieke link of uit een SIEF. Het is echter wel noodzakelijk dat alle leden van de groep het eens zijn over de voorgestelde indeling van de stof.

Voor kleinere bedrijven (KMO’s) die hun kennisgeving rechtstreeks online doen, is er de mogelijkheid om ‘I agree’ aan te klikken, waardoor ze zich akkoord verklaren met de voorgestelde indeling van een andere informatieverstrekker.

1.3. Kan de SIEF hierin een rol spelen?
Ja, dit kan een rol voor de SIEF zijn. Voor een uitgebreide beschrijving van de SIEF verwijzen we naar de REACH-verordening 1907/2006 en voor de mogelijke rol van de SIEF binnen de CLP-verordening naar het Basisrichtsnoer voor Verordening 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels(bestaat enkel in het Engels).

1.4. Wat als de informatieverstrekkers het onderling niet eens zijn over de indeling en etiketteringselementen?
Wanneer uiteenlopende onzuiverheidprofielen van dezelfde stof het onmogelijk maken om tot overeenstemming te komen over de indeling en etikettering, kunnen er voor dezelfde stof meerdere vermeldingen in de inventaris voorkomen, elk met een andere indeling en etikettering.

Aangezien veel registranten en informatieverstrekkers al contact met elkaar hebben via de SIEF's, is het makkelijker om tot overeenstemming over vermeldingen te komen.

Deelname aan de SIEF is echter niet verplicht. Als u een downstreamgebruiker van een stof bent of als u uw stof(fen) niet gepreregistreerd hebt onder de REACH-verordening 1907/2006 - ofwel omdat u een stof vervaardigt of invoert in hoeveelheden van minder dan 1 ton per jaar, ofwel omdat u in het bezit bent van een niet-geleidelijk geïntegreerde stof - dan hoeft u geen lid te worden van een SIEF (REACH, artikel 28 en 29). U blijft echter wel verplicht om een overeengekomen vermelding van indeling en etikettering voor uw stof tot stand te brengen. Het is daarom raadzaam hierover de SIEF te raadplegen die voor uw stof of stoffen is ingesteld.

1.5. Moet er voor een voorwerp een CLP kennisgeving bij de Inventaris van indelingen en etiketteringen gedaan worden?
Als producent of importeur van een voorwerp hebt u alleen te maken met de CLP-verordening wanneer u een ontplofbaar voorwerp produceert of importeert zoals dit is beschreven in de CLP-verordening 1272/2008 -bijlage I, punt 2.1, of wanneer artikel 7 of 9 van de REACH-verordening 1907/2006 voorziet in de registratie of kennisgeving van een stof die zich in het voorwerp bevindt. 

Als u een producent of importeur bent van een ontplofbare stof (ontplofbaar volgens de CLP criteria), die later samengevoegd zal worden tot een voorwerp, dient enkel de stof zelf, en niet het voorwerp, aangemeld te worden bij de Inventaris.

2. Timing/deadlines

2.1. Moet er voor nieuwe stoffen die op de markt gebracht worden, telkens een kennisgeving gedaan worden bij ECHA?

Ja, eens nieuwe stoffen op de markt gebracht worden, moeten ze binnen de maand na het in de handel brengen, gemeld worden door hun fabrikant of importeur. Een distributeur die stoffen van de rekken neemt, waar ze een tijdlang bewaard zijn geweest, is niet verplicht om een kennisgeving te doen bij de inventaris van indelingen en etiketteringen vooraleer deze te verkopen aan anderen, aangezien dit een verplichting is die enkel fabrikanten en importeurs behelst.

C.  INDELING

1. Zelf-indeling

1.1. Hoe moet ik stoffen indelen als de R-zinnen vanuit de Stoffenrichtlijn niet via de omzettingstabel (bijlage VII) kunnen worden omgezet naar een bijbehorende H-zin? Voorafgaande belangrijke opmerking
: de omzettingstabel van bijlage VII van de CLP-verordening 1272/2008 waarmee bestaande DSD- of DPD-indelingen kunnen omgezet worden naar CLP-indelingen kan enkel gebruikt worden wanneer u of uw leverancier:
• vóór 1 december 2010 een stof al in overeenstemming met de Stoffenrichtlijn 67/548 heeft ingedeeld
• of vóór 1 juni 2015 een mengsel in overeenstemming met de Richtlijn 1999/45 heeft ingedeeld
en u geen andere gegevens tot uw beschikking heeft voor de stof of het mengsel en voor de gevarenklasse in kwestie.

Als de R zinnen vanuit de Stoffenrichtlijn 67/548 niet via de omzettingstabel naar H zinnen om te zetten zijn, moet u de criteria in bijlage 1 van de CLP verordening 1272/2008 gebruiken (zelfindeling). Paragraaf 1.7 van de ‘Guidance on the Application of the CLP Criteria’ (bestaat enkel in het Engels) gaat in op dit onderwerp. In tabel 1.7.2.1(a) van dezelfde paragraaf staat vermeld welke indelingen volgens de Stoffenrichtlijn niet met behulp van de transponeringstabel uit bijlage VII om te zetten zijn. Het gaat bijvoorbeeld om stoffen met de indeling R2, R3, R8 (specifiek voor vloeistoffen/vaste stoffen), R11 (specifiek voor vaste stoffen) en R15. Hoofdstuk 2 van dezelfde guidance legt uit hoe u deze stoffen wel kunt indelen volgens de CLP criteria.

2. Geharmoniseerde Indeling

2.1. Mag men voor een stof, die zich reeds in bijlage VI, deel 3 bevindt, een andere indeling voorstellen, namelijk één met een minder gevaarlijke indeling?

Ja, het is mogelijk om een nieuwe indeling voor te stellen voor een stof die reeds in bijlage VI, deel 3 is opgenomen. Artikel 37 (6) van de CLP-verordening 1272/2008 bepaalt: “Fabrikanten, importeurs en downstreamgebruikers die over nieuwe informatie beschikken welke tot een wijziging kan leiden van de geharmoniseerde indeling en etiketteringselementen van een stof van bijlage VI, deel 3, dienen bij de bevoegde autoriteit in een van de lidstaten waar de stof in de handel is gebracht een voorstel in overeenkomstig lid 2 (artikel 37), tweede alinea.”

De bevoegde autoriteiten in de lidstaten beslissen dan op basis van de discussies en het nieuwe bewijsmateriaal of ze een voorstel tot wijziging van de bestaande indeling indienen bij het Agentschap (ECHA). Het voorstel voor wijziging dient informatie te bevatten over de huidige indeling en etikettering en de voorgestelde wijzigingen en hoe de nieuwe indeling en etikettering er zou uitzien. Als deze aanvraag deel uitmaakt van een groepsvermelding, wordt dit bij het voorstel vermeld.

Het is niet toegestaan dat de fabrikant, importeur of downstreamgebruiker rechtstreeks een voorstel doet aan ECHA voor de wijziging van een bestaande indeling. Zolang het voorstel tot wijziging van de geharmoniseerde indeling en etiketteringselementen van bijlage VI, deel 3 niet op Gemeenschapsniveau is goedgekeurd en gewijzigd werd in de bijlage VI, moeten de bestaande geharmoniseerde indeling en etiketteringselementen gebruikt worden, conform bijlage VI, deel 3.

Voor een stof die geregistreerd dient te worden onder de REACH-verordening 1907/2006, zou de leverancier alle relevante gevareninformatie in zijn registratiedossier (IUCLID 5 – bestaat enkel in het Engels) moeten vermelden, alsook informatie die een andere indeling voorstelt dan deze die genoteerd staat in bijlage VI van de CLP verordening.

2.2. Is het verplicht om een stof, die zich reeds in deel 3 van bijlage VI bevindt, in te delen voor de gevaren die hier niet vermeld zijn?
Ja, het is verplicht. Een stof die in bijlage VI bij de CLP-verordening 1272/2008 staat, moet ingedeeld worden volgens de indeling en etikettering van deel 3 van bijlage VI. Nadien moet de fabrikant, de importeur of de downstreamgebruiker de stof zelf nog verder indelen volgens Titel II voor al de gevarenklassen of onderverdelingen van een gevarenklasse waarvoor geen geharmoniseerde indeling en etikettering is opgenomen in deel 3 van bijlage VI. Bijvoorbeeld, een stof kan een geharmoniseerde indeling en etikettering hebben voor acute orale toxiciteit, maar niet voor acute dermale toxiciteit. Dit betekent dat de leverancier op basis van de beschikbare informatie moet nagaan of er aan de indelingscriteria van acute dermale toxiciteit al dan niet wordt voldaan, om als dusdanig in te delen en te etiketteren.

Voor geharmoniseerde indelingen en etiketteringen die verwijzen naar een indeling voor aquatisch milieugevaar acuut of chronisch categorie 1 waar geen M-factor in bijlage VI staat, moet er een M-factor vastgelegd worden.

Wanneer men fysische gevaren, waarvoor geen geharmoniseerde indeling en etikettering bestaat en waarvoor er conform artikel 8(2) geen adequate en betrouwbare gegevens beschikbaar zijn, zelf moet indelen, kan het noodzakelijk zijn om nieuwe proeven uit te voeren.
De lijst met geharmoniseerde indelingen en etiketteringen is terug te vinden op de website van ECHA in de rubriek “C&L inventaris

3. Gebrek aan data

3.1. Wanneer voor een stof weinig data beschikbaar zijn, moet ik dan proeven laten uitvoeren om de C&L notificatie te doen?

Ja, maar niet voor alle gevaren.

1. Voor de fysische gevaren van een stof of mengsel voert de fabrikant, importeur of downstreamgebruiker de proeven uit, zoals deze in deel II van bijlage I van de CLP-verordening 1272/2008 voorgeschreven zijn, tenzij er al adequate en betrouwbare gegevens beschikbaar zijn (in de literatuur of in databases) van stoffen en mengsels die vergelijkbaar zijn met de in te delen stof of mengsel op vlak van homogeniteit, onzuiverheden, ... 
De bedoelde proeven worden uitgevoerd volgens een van de volgende methoden:
 a) de in artikel 13, lid 3, van de REACH-verordening 1907/2006 bedoelde testmethoden;
of
 b) deugdelijke wetenschappelijke beginselen die internationaal zijn erkend, of methoden die volgens internationale procedures zijn gevalideerd.

2. Om na te gaan of aan een stof of mengsel een gezondheids- of milieugevaar zoals omschreven in bijlage I van voornoemde verordening 1272/2008 verbonden is, kan de fabrikant, importeur of downstreamgebruiker nieuwe proeven uitvoeren, mits hij eerst alle andere manieren om informatie te genereren, heeft onderzocht, waaronder het toepassen van de regels van punt 1 van bijlage XI bij de REACH-Verordening 1907/2006, met name
“Uiterlijk vanaf 1 januari 2014 worden nieuwe proeven voor fysische gevaren die voor de toepassing van deze verordening worden verricht, uitgevoerd volgens een toepasselijk erkend kwaliteitsborgingsysteem of door laboratoria die aan een toepasselijke erkende norm voldoen.”

In artikel 40 lezen we ook: Een fabrikant of importeur, of een groep fabrikanten of importeurs, hierna „de informatieverstrekkers” genoemd, die een stof als bedoeld in artikel 39 in de handel brengt, verstrekt het Agentschap de volgende informatie voor opname in de in artikel 42 bedoelde inventaris:
…;
indien een stof in een aantal, maar niet alle gevarenklassen of onderverdelingen daarvan is ingedeeld, een vermelding of dit het geval is wegens ontbrekende gegevens, gegevens die niet overtuigend zijn of gegevens die wel overtuigend zijn maar onvoldoende zijn om een indeling op te baseren.
In de praktijk, kan men in versie 5.2 van IUCLID (bestaat enkel in het Engels), de tool van ECHA voor de kennisgevingen, hiervoor het vakje “data lacking” aanduiden, waarna men specificeert waarom de stof niet ingedeeld is.
 
D.  ETIKETTERING

1. Inhoud van het etiket

1.1. Bestaat er een maximum aan gevarenaanduidingen die op het etiket gezet mogen worden?

Er staat in principe geen limiet op het aantal gevarenaanduidingen op het etiket, aangezien deze een weergave zijn van alle gevarenindelingen van de stof of het mengsel. Er kan wel een uitzondering gemaakt worden als deze duidelijk dubbel of overbodig zijn.

1.2. Is het verplicht om alle gevarenaanduidingen op het etiket te zetten of kan men kiezen hoeveel men er op zet?
 “Indien een stof of mengsel in verscheidene gevarenklassen of in verscheidene onderverdelingen van een gevarenklasse is ingedeeld, worden op het etiket alle uit de indeling voortvloeiende gevarenaanduidingen aangebracht, tenzij dat onmiskenbaar leidt tot dubbele of overbodige aanduidingen.”  In welbepaalde gevallen, opgenomen in artikel 29 van de CLP-verordening 1272/2008 kan een afwijking op de voorschriften worden toegestaan.
Als een stofindeling geharmoniseerd is en opgenomen is in de CLP-bijlage VI, deel 3, dan dient de overeenkomstige gevarenaanduiding die op deze indeling van toepassing is, op het etiket te worden vermeld, samen met andere gevarenaanduidingen voor een niet-geharmoniseerde indeling.

1.3. Is het verplicht om alle veiligheidsaanbevelingen op het etiket te zetten of kan men kiezen hoeveel men er op zet? Is er een maximum aantal aanbevelingen die op het etiket gezet mogen worden?
In tegenstelling tot het aantal gevarenaanduidingen, is het aantal veiligheids¬aanbevelingen op het etiket wel gelimiteerd. De algemene regel zegt dat het etiket maximum zes veiligheidsaanbevelingen zal bevatten, tenzij zij noodzakelijk zijn vanwege de aard en de ernst van de gevaren.

2. Plaatsing van de informatie op het etiket

2.1. Is er een regel voor de volgorde van de gevarenaanduidingen en de veiligheidsaanbevelingen?

Neen, de volgorde van de gevarenaanduidingen is vrij te kiezen, maar ze dienen wel op het etiket gegroepeerd te staan per taal. Ook de veiligheidsaanbevelingen moeten per taal gegroepeerd worden.

3. Taal op het etiket

3.1. Wij zijn een firma van buiten de EU en willen een aantal gevaarlijke producten uitvoeren naar onze vestiging in België. De etiketten op de verpakking vermelden enkel de samenstelling en gevarensymbolen in het Engels. Klopt de bewering dat, aangezien er verkoop over heel Europa plaatsvindt, de etikettering dient te gebeuren in het Nederlands, Frans, Duits, Engels en iedere taal van het land waardoor de producten worden getransporteerd en van het land van bestemming? 

Wat betreft de taal van de etiketten, schrijft artikel 17 van de CLP-verordening 1272/2008 voor dat ‘het etiket wordt gesteld in de officiële taal of talen van de lidstaat (lidstaten) waar de stof of het mengsel in de handel wordt gebracht, tenzij door de betrokken lidstaat (lidstaten) anders wordt bepaald. Leveranciers mogen op het etiket meer talen gebruiken dan door de lidstaten wordt vereist, mits in alle gebruikte talen dezelfde gegevens worden vermeld.” In België zijn dit dus de drie officiële landstalen: Nederlands, Frans en Duits.
Opmerking: Voor de veiligheidsinformatiebladen geldt echter dat deze moeten opgesteld worden in de taal of talen van het taalgebied waar de gevaarlijke stoffen of mengsels te koop worden aangeboden. Zie hiervoor artikel 12 van het Koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke (mengsels) met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan, zoals gewijzigd bij het Koninklijk besluit van 11 februari 2010 tot wijziging van het Koninklijk besluit van 24 mei 1982 en van het Koninklijk besluit van 11 januari 1993, en tot opheffing van de Koninklijke besluiten van 25 februari 1996, 5 oktober 1998 en 18 juni 2003, ter implementatie in Belgisch recht van de Verordening (EG) nr. 1907/2006 en van de Verordening (EG) nr. 1272/2008.

3.2. Moeten de verschillende talen effectief op het etiket staan of mogen deze ook op de vrachtbrief, factuur of via een boekwerk aan de afnemers worden bezorgd (aangezien het steeds over dezelfde producten gaat)?
De verschillende talen moeten op het etiket worden vermeld (artikel 17 van de CLP-verordening 1272/2008).
Wat betreft de taal van de documenten voor het transport, verwijzen wij naar de desbetreffende transportwetgevingen.

4. Productidentificaties

4.1. Moet er bij de productidentificatie op het etiket ook rekening gehouden worden met de verschillende talen, of is het toegelaten om bijvoorbeeld enkel de Nederlandstalige naam van de stof te vermelden, samen met het CAS-nummer?

Artikel 17 van de CLP-verordening 1272/2008 stelt duidelijk dat: “Het etiket wordt gesteld in de officiële taal of talen van de lidstaat (lidstaten) waar de stof of het mengsel in de handel wordt gebracht, tenzij door de betrokken lidstaat (lidstaten) anders wordt bepaald.” Dit geldt dus ook voor de namen van de stoffen en/of mengsels. In België wil dit dus zeggen dat alle informatie op de etiketten in de drie nationale landstalen Frans, Nederlands en Duits moet staan.

U dient op uw etiketten dezelfde productidentificaties te gebruiken als in de veiligheidsinformatiebladen voor uw producten.

Rekening houdend met de hierboven genoemde regels voor het gebruik van talen, moeten productidentificaties voor stoffen bestaan uit :
1. een naam en een identificatienummer zoals vermeld in CLP-bijlage VI, deel 3;
of
2. een naam en een identificatienummer zoals vermeld in de inventaris van indelingen en etiketteringen (bestaat enkel in het Engels), voor zover de stof niet in de CLP-bijlage VI, deel 3 is opgenomen;
of
3. het CAS-nummer en de IUPAC-benaming, of het CAS-nummer en een andere internationaal erkende naam , als de stof noch in de CLP-bijlage VI, deel 3, noch in de door ECHA beheerde inventaris van indelingen en etiketteringen wordt bijgehouden;
of
4. als er geen CAS-nummer beschikbaar is en geen van de bovenstaande punten van toepassing is, de IUPAC-benaming of een andere internationaal erkende benaming.
Rekening houdend met de hierboven genoemde regels voor het gebruik van talen, moeten productidentificaties voor mengsels aan beide onderstaande beschrijvingen voldoen:
1. de handelsnaam of de benaming van het mengsel;
En
2. de identiteit van alle stoffen in het mengsel die bijdragen tot de indeling van het mengsel wat betreft acute toxiciteit, huidcorrosie of ernstig oogletsel, mutageniteit in geslachtscellen, kankerverwekkendheid, voortplantingstoxiciteit, sensibilisatie van de luchtwegen of de huid, specifieke doelorgaantoxiciteit (STOT) of aspiratiegevaar.
Om het aantal chemische namen op het etiket te beperken, hoeft u niet meer dan vier chemische namen te gebruiken, tenzij dit nodig is vanwege de aard en ernst van de gevaren. De door u gekozen chemische namen moeten de stoffen aanduiden die in eerste instantie aanleiding geven tot de belangrijkste gezondheidsgevaren waarop uw indeling en keuze van gevarenaanduidingen zijn gebaseerd.

4.2. Is het verplicht om het percentage te vermelden van de afzonderlijke stoffen van een mengsel?
Neen, er is geen verplichting om de percentages van de afzonderlijke stoffen binnen een mengsel te vermelden.

Opmerking: Voor stoffen en mengsels die als gevaarlijk ingedeeld zijn en die aan het publiek aangeboden worden, moet het etiket op de verpakking onder andere de nominale hoeveelheid van de stof of het mengsel vermelden, tenzij de hoeveelheid elders op de verpakking wordt vermeld.

5. Timing/deadlines

5.1. Wat zijn de deadlines voor het invoeren van de nieuwe etiketten en verpakkingen volgens de CLP-verordening voor stoffen en mengsels?

Ingedeelde stoffen en mengsels moeten vanaf 1 december 2010, respectievelijk 1 juni 2015, etiketten en verpakkingen hebben volgens de CLP-verordening 1272/2008.

Opmerking: Als een stof of een mengsel vóór de relevante deadlines al ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt is volgens de CLP-verordening, dienen enkel de etiketten en verpakking volgens de CLP-verordening gebruikt te worden, en niet volgens de Stoffenrichtlijn 67/548, of respectievelijk de DPD.

5.2. Hoe dient de verlenging van de deadline (zie afwijking van artikel 61 van de CLP-verordening) geïnterpreteerd te worden?
Een uitstel van de deadlines voor heretikettering en herverpakking wordt toegestaan als de stoffen of mengsels al in de handel geplaatst zijn voor de relevante deadlines (1/12/2010 resp. 1/6/2015). Als de stoffen of mengsels zich al voor deze deadlines in de toeleveringsketen bevinden (‘op de schappen’), kan de heretikettering en herverpakking uitgesteld worden tot 1/12/2012 voor de stoffen en tot 1/6/2017 voor de mengsels. De bijkomende twee jaar wordt toegekend om de overgang van het bestaande naar het nieuwe systeem van indeling, etikettering en verpakking te vergemakkelijken, in het bijzonder voor producten met een langere levenscyclus (‘shelf-life’).

Deze afwijking geldt voor de volledige periode van 2 jaar, ongeacht of deze stof of mengsel nog verder in de toeleveringsketen circuleert of niet. M.a.w. de stof of het mengsel kan gedurende 2 jaar nog met het ‘oude’ etiket en de ‘oude’ verpakking verhandeld worden en/of verkocht worden aan consumenten, op voorwaarde dat de samenstelling niet gewijzigd wordt. Een stof (of mengsel) die vòòr 1 december 2010 (of 1 juni 2015) reeds op de markt was en die overeenkomstig de Stoffenrichtlijn 67/548 (of Richtlijn 1999/45) verpakt en geëtiketteerd is, hoeft tot 1 december 2012 (of tot 1 juni 2017) niet meer opnieuw te worden verpakt en geëtiketteerd, zelfs al wordt ze in die periode meerdere malen geleverd of ter beschikking van derden gesteld. Nà 1 december 2012 (of tot 1 juni 2017) zullen deze stoffen (of mengsels) uiteraard wèl moeten worden verpakt en geëtiketteerd conform de bepalingen van de CLP-verordening 1272/2008.

5.3. Geldt deze uitzondering op de deadlines ook voor het veiligheidsinformatieblad?
Ja. Artikel 2 (6, 7) van Verordening 453/2010 van de Commissie van 20 mei 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) bepaalt immers:

“6. Voor stoffen die voor 1 december 2010 in de handel worden gebracht en die niet hoeven te worden geheretiketteerd en herverpakt overeenkomstig artikel 61, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1272/2008, moet het veiligheidsinformatieblad, onverminderd artikel 31, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006, voor 1 december 2012 niet worden vervangen door een veiligheidsinformatieblad dat voldoet aan bijlage I bij deze verordening.

Voor mengsels die voor 1 juni 2015 in de handel worden gebracht en die niet hoeven te worden geheretiketteerd en herverpakt overeenkomstig artikel 61, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1272/2008, moet het veiligheidsinformatieblad, onverminderd artikel 31, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006, voor 1 juni 2017 niet worden vervangen door een veiligheidsinformatieblad dat voldoet aan bijlage II bij deze verordening.

7. Tot 30 november 2012 en onverminderd artikel 31, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 mogen veiligheidsinformatiebladen voor mengsels die voor 1 december 2010 minstens één keer aan een afnemer zijn verstrekt verder worden gebruikt en moeten deze niet voldoen aan bijlage I bij deze verordening.”

6.  Verzoek tot gebruik van een andere chemische naam

6.1. Welke procedure dient er gevolgd te worden om een verzoek tot gebruik van een andere chemische naam in te dienen?

Bij een verzoek om een alternatieve chemische benaming kunnen onder de CLP-verordening 1272/2008 verschillende procedures en eisen gelden, al naar gelang het verzoek vóór of na 1 juni 2015 is ingediend.

Vóór 1 juni 2015

Als u uw mengsel al vóór 1 juni 2015 hebt ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt volgens de CLP-verordening, dan richt u een verzoek om gebruik van een alternatieve chemische benaming aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA (clp)) conform de bepalingen van de CLP.
Mocht u uw mengsel nog niet ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt hebben conform de CLP-verordening, dan richt u een verzoek om gebruik van een alternatieve chemische benaming aan een bevoegde instantie in een van de lidstaten volgens de bepalingen van het vorige systeem van indeling en etikettering als uiteengezet in artikel 15 van Richtlijn 1999/45 betreffende gevaarlijke preparaten (DPD). In uw verzoek moet u aantonen dat bekendmaking van de chemische identiteit van de betreffende stof in een mengsel op het etiket of het veiligheidsinformatieblad de vertrouwelijkheid van uw intellectuele eigendom in gevaar zou brengen.

Vanaf 1 juni 2015

Uw verzoek voor een alternatieve chemische benaming kan u enkel nog richten aan ECHA conform de bepalingen van de CLP-verordening.

6.2. Kan bijlage VI van Richtlijn 1999/45/EG nog gebruikt worden voor dergelijke verzoeken?
Ja, deze kan nog gebruikt worden als een mengsel nog ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt is volgens de DPD regels (Richtlijn 1999/45), en waarvoor het verzoek aan een bevoegde instantie in een van de lidstaten moet ingediend worden.

6.3. Om welke stoffen gaat het?
U kunt alleen een verzoek om gebruik van een alternatieve chemische benaming indienen voor stoffen in een mengsel die overeenkomstig de Stoffenrichtlijn 67/548 zijn ingedeeld - bijvoorbeeld als irriterend (met uitzondering van chemische stoffen die ernstig oogletsel veroorzaken),  acuut toxisch of schadelijk - en waaraan de Gemeenschap geen grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling heeft toegekend.

6.4. Hoe dien ik een verzoek in?
U dient uw verzoek aan de bevoegde instantie van uw lidstaat (zie vraag D.6.7.) te richten overeenkomstig de voorschriften van bijlage VI bij Richtlijn 1999/45 (DPD) en de vereiste informatie te verstrekken in de vorm van deel A van die bijlage. Uw bevoegde instantie kan u wel om extra informatie vragen als die nodig is om de validiteit van het verzoek te beoordelen.
Uw bevoegde instantie stelt u in kennis van haar besluit; u dient een kopie van dit besluit te versturen naar alle lidstaten waar u uw stof of mengsel op de markt wilt brengen.

6.5. Wat gebeurt er na 1 juni 2015?
Mocht uw verzoek vóór 1 juni 2015 worden goedgekeurd overeenkomstig de DPD, dan mag u de goedgekeurde alternatieve chemische benaming onder de CLP-verordening 1272/2008 blijven gebruiken (artikel 24).
Na 1 juni 2015 dient u een verzoek om een alternatieve chemische benaming te richten aan ECHA (clp) als uiteengezet in artikel 24 van de CLP-verordening. In uw verzoek moet u aantonen dat bekendmaking van de chemische identiteit van uw stof of mengsel op het etiket de vertrouwelijkheid van uw werkzaamheden, en in het bijzonder uw intellectuele eigendom, in gevaar zou brengen.

- Om welke stoffen gaat het?
U kunt een verzoek indienen om een alternatieve chemische benaming voor elke stof in het mengsel waaraan de Gemeenschap geen grenswaarde voor blootstelling heeft toegekend, mits die stof uitsluitend is ingedeeld in een of meer van de gevarencategorieën als vermeld in punt 1.4.1 van deel 1 van de CLP-bijlage I, namelijk:
• een van de gevarencategorieën die gelden voor fysische gevaren (deel 2 van de CLP-bijlage I);
• acute toxiciteit, categorie 4;
• huidcorrosie/-irritatie, categorie 2;
• ernstig oogletsel/oogirritatie, categorie 2;
• specifieke doelorgaantoxiciteit bij eenmalige blootstelling, categorie 2 of 3;
• specifieke doelorgaantoxiciteit bij herhaalde blootstelling, categorie 2; en
• gevaar voor het aquatisch milieu, chronisch categorie 3 of 4.
Bovendien dient bij gebruik van de alternatieve chemische benaming voldoende informatie te worden verschaft voor de nodige veiligheidsaanbevelingen inzake gezondheid en veiligheid om de risico's van het omgaan met het mengsel te minimaliseren. Het is aan de aanvrager om aan te tonen dat dit het geval is.

6.6. Hoe dient u een verzoek in?
U dient uw verzoek in bij ECHA (clp) in het door het Agentschap gespecificeerde formaat en maakt daarbij gebruik van de hulpmiddelen die het Agentschap hiervoor ter beschikking stelt (CLP-verordening 1272/2008, artikel 24, lid 2), waarin wordt verwezen naar artikel 111 van de REACH-verordening 1907/2006). Voor het verzoek wordt een door de Commissie vastgestelde vergoeding geheven. Het Agentschap kan u om extra informatie verzoeken als die informatie nodig is om tot een besluit te komen.

Het Agentschap stelt u van zijn beslissing op de hoogte binnen zes weken na uw verzoek of na ontvangst van de vereiste extra informatie. Als het Agentschap geen bezwaar aantekent binnen zes weken na het verzoek of na ontvangst van vereiste extra informatie, dan wordt het gebruik van de aangevraagde benaming als toegestaan beschouwd.

6.7. Bestaat er een standaard formulier voor het indienen van een verzoek tot het gebruik van een andere chemische naam ?
Bij ECHA:

Het Agentschap heeft een procedure uitgewerkt waarmee u uw aanvraag online kan indienen (ECHA-online).

Bij de bevoegde instantie van de lidstaat:

In België is dit de Federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Er is geen standaardformulier om deze aanvraag in te dienen.
U mag de aanvraag sturen naar:
Federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Dienst Risicobeheersing – helpdesk REACH
Galileelaan 5/2
B – 1210 BRUSSEL
Email : info@gezondheid.belgie.be
Ter informatie: De normale termijn voor het behandelen van een dergelijke aanvraag is ongeveer 2 weken. Er zijn geen kosten verbonden aan een dergelijke aanvraag.

7. e-sigaretten

Welk classificatiesysteem moet ik als verdeler toepassen op de indeling van e-sigaretten?

Moet ik de indeling van nicotine volgen die de producent volgens artikel 4 lid 6 van CLP meedeelt aan zijn distributeurs of de indeling welke nu door het RAC-comité van ECHA wordt naar voren geschoven, en die afwijkend is?

Om te voldoen aan de CLP-verordening, moet alle informatie van artikel 17 van deze verordening  op het etiket worden vermeld :

“Artikel 17 - Algemene voorschriften

1. Als gevaarlijk ingedeelde stoffen en mengsels die zijn verpakt, worden van een etiket voorzien dat de volgende elementen bevat:

a) de naam, het adres en het telefoonnummer van de leverancier(s);

b) de nominale hoeveelheid van de stof of het mengsel in de aan het publiek aangeboden verpakking, tenzij die hoeveelheid elders op de verpakking wordt vermeld;

c) productidentificaties zoals vermeld in artikel 18;

d) indien toepasselijk, gevarenpictogrammen overeenkomstig artikel 19;

e) indien toepasselijk, signaalwoorden overeenkomstig artikel 20;

f) indien toepasselijk, gevarenaanduidingen overeenkomstig artikel 21;

g) indien toepasselijk, de toepasselijke veiligheidsaanbevelingen overeenkomstig artikel 22;

h) indien toepasselijk, een rubriek voor aanvullende informatie overeenkomstig artikel 25.

2. Het etiket wordt gesteld in de officiële taal of talen van de lidstaat (lidstaten) waar de stof of het mengsel in de handel wordt gebracht, tenzij door de betrokken lidstaat (lidstaten) anders wordt bepaald. Leveranciers mogen op het etiket meer talen gebruiken dan door de lidstaten wordt vereist, mits in alle gebruikte talen dezelfde gegevens worden vermeld.”

Enkele uitzonderingen op deze bepalingen zijn beschreven in bijlage I, punt 1.5.2 van de verordening. Het betreft verpakkingen onder 125 ml. Maar een stof / mengsel ingedeeld als acuut toxisch cat 1, 2, 3 of cat 4 en die bestemd zijn voor het grote publiek kan niet profiteren van deze vrijstellingen.

De desbetreffende pictogram(men) en gevarenaanduidingen zijn dus verplicht op zowel de fles als de externe verpakking. Houd er ook rekening mee dat Nederlands, Frans en Duits verplicht zijn op het etiket van gevaarlijke producten in België (Art. 2,§1 van het KB van 7 september 2012). In het geval er niet genoeg plaats is op uw etiket, is het mogelijk om uitvouwbare etiketten te gebruiken, met de volgende vereisten, zoals in het bijgevoegde voorbeeld :

  • Beperkte informatie op pagina 1
  • Volledige informatie op pagina’s binnenin (per taal)
  • Laatste pagina goed vastgehecht aan de verpakking

Om de juiste indeling en etikettering te bepalen, moeten de beschikbare wetenschappelijke gegevens worden gebruikt.

Artikel 4 van de CLP-verordening (1272/2008/EC) bepaalt ook dat:

“Artikel 4

Algemene indelings-, etiketterings- en verpakkingsverplichtingen

1. Fabrikanten, importeurs en downstreamgebruikers delen stoffen en mengsels in overeenkomstig titel II alvorens zij ze in de handel brengen.

3. Indien voor een stof een geharmoniseerde indeling en etikettering overeenkomstig titel V geldt op grond van een vermelding in bijlage VI, deel 3, wordt de stof overeenkomstig die vermelding ingedeeld en wordt de indeling van de stof voor de onder die vermelding vallende gevarenklassen of onderverdelingen daarvan niet bepaald overeenkomstig titel II.

Evenwel wordt een stof die ook valt onder een of meer gevarenklassen of onderverdelingen daarvan welke niet door een vermelding in bijlage VI, deel 3, worden bestreken, voor die gevarenklassen of onderverdelingen toch overeenkomstig titel II bepaald.

4. Indien een stof of mengsel als gevaarlijk is ingedeeld, zorgen de leveranciers ervoor dat die stof of dat mengsel geëtiketteerd en verpakt wordt overeenkomstig de titels III en IV voordat zij het in de handel  brengen.

5. Bij het vervullen van hun verantwoordelijkheden als bedoeld in lid 4, kunnen distributeurs de indeling van een stof of mengsel gebruiken zoals die overeenkomstig titel II door een actor in de toeleveringsketen is bepaald.

6. Bij het vervullen van hun verantwoordelijkheden als bedoeld in de leden 1 en 4, kunnen downstreamgebruikers de indeling van een stof of mengsel gebruiken zoals die overeenkomstig titel II door een actor in de toeleveringsketen is bepaald, mits zij de samenstelling van de stof of het mengsel niet wijzigen.

9. Leveranciers in een toeleveringsketen werken samen om aan de indelings-, etiketterings- en verpakkingsverplichtingen van deze verordening te voldoen.

10. Stoffen en mengsels worden uitsluitend in de handel gebracht indien zij voldoen aan deze verordening.”

U kunt de informatie van uw leverancier gebruiken, maar uiteindelijk, bent u, als de verantwoordelijke voor het in de handel brengen van een product, ook verantwoordelijk voor de indeling van dit product. Als de indeling en etikettering niet correct is,  maakt u een inbreuk op de bepalingen van de CLP-verordening.

Als verantwoordelijke voor het in de handel brengen van een product dat gevaarlijk kan zijn, is het uw plicht om ervoor te zorgen dat uw klant de juiste informatie ontvangt. Om de juiste indeling van het uiteindelijke mengsel te krijgen, kunt uzelf de berekening van de acute toxiciteit maken ofwel u zich ervan vergewissen dat uw leverancier bovenvermelde informatie heeft gebruikt om zijn berekening te maken.

Vergeet tot slot ook niet na te gaan of een kinderveilige sluiting (CRF) en/of tastbare gevaaraanduidingen (TWD) moet worden aangebracht (Art. 35, lid 2 van de CLP-verordening).

E. VERPAKKING

1. Buitenverpakkingen

1.1. Een bedrijf wil een kit verkopen, een recipiënt met daarin een aantal producten, waaronder twee producten die ingedeeld kunnen worden volgens een bepaalde gevarenklasse. Deze verschillende elementen worden als geheel verkocht. Dienen de verschillende gevaarlijke producten afzonderlijk geëtiketteerd te worden (tussenverpakking) of enkel de buitenverpakking? Of volstaat het dat er voldaan wordt aan de etiketteringsvoorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen?

In principe moet elke verpakking, zowel de binnen- en tussenverpakking als de buitenverpakking, worden geëtiketteerd volgens de CLP-verordening 1272/2008.
Echter, wanneer de etikettering van de buitenverpakking zowel onder de vervoersvoorschriften als onder de CLP-voorschriften valt, dan is etikettering of markering volgens de transportwetgevingen afdoende. Beslist men dan toch de buitenverpakking volgens de CLP-norm te etiketteren en verwijst het gevarenpictogram, dat in de CLP-verordening vereist is, naar hetzelfde gevaar als de regels voor het vervoer van gevaarlijke goederen, dan moet het CLP-gevarenpictogram niet op de buitenverpakking worden aangebracht.

2. Kleine verpakkingen

2.1. Kunnen de uitzonderingen van bijlage I van de
CLP-verordening 1272/2008 op artikel 17 ”Etikettering van pakketten met een totale inhoud van ten hoogste 125 ml” ook toegepast worden op stoffen of mengsels als deze ook nog ingedeeld zijn volgens andere gevarenklassen?
Ja, maar de uitzonderingen gelden enkel voor de indelingen zoals besproken in bijlage I. Als er andere bijkomende indelingen zijn, die niet vermeld staan in bijlage I, dan dienen die gevarenaanduidingen en die veiligheidsaanbevelingen wel vermeld te worden op het etiket.

2.2. Kunnen de uitzonderingen van bijlage I van de CLP-verordening 1272/2008 op artikel 17 ”Etikettering van pakketten met een totale inhoud van ten hoogste 125 ml” ook toegepast worden als er plaatsgebrek is op het etiket omdat de inhoud ervan beschreven staat in verschillende talen, die niet allemaal de officiële talen zijn van één bepaald land? In de UK en in Duitsland wordt er bijvoorbeeld eenzelfde product verdeeld met een tweetalig etiket, waardoor er onvoldoende plaats is op het etiket om alle gevarenaanduidingen en veiligheidsaanbevelingen te vermelden.
Neen. Hiervoor is geen uitzondering voorzien. Bovendien lijkt de reden voor het plaatsgebrek hier eerder van economische aard te zijn, en is er geen echte onmogelijkheid om informatie te verlenen. Artikel 17 blijft van toepassing, hierop zijn geen uitzonderingen.

2.3. Is er een manier voorzien binnen de verordening om het aantal gevarenpictogrammen te beperken? Voor sommige stoffen zijn er 4 pictogrammen vereist en hiervoor is er niet voldoende plaats op het etiket, dat reeds in drie talen is opgesteld. Zijn er bepaalde voorrangs- of uitzonderingsregels om één of meerdere pictogrammen te kunnen schrappen?
Ja, er bestaan enkele voorrangsregels waardoor in sommige gevallen een pictogram kan weggelaten worden. Hiervoor verwijzen we naar artikel 26 van de CLP-verordening 1272/2008
 
F. RELATIE MET REACH

1. Veiligheidsinformatiebladen

1.1. Wat zijn de gevolgen van de CLP-verordening op de veiligheidsinformatiebladen? Moeten deze veiligheidsinformatiebladen de nieuwe indeling en etikettering volgens de CLP-verordening volgen?

Ja, de veiligheidsinformatiebladen dienen aangepast te worden aan de nieuwe CLP-verordening 1272/2008. Als de indeling van een stof of mengsel wijzigt als gevolg van de implementatie van de CLP-verordening, zal het nodig zijn om de veiligheidsinformatiebladen aan te passen. Het kan ook nodig zijn om nieuwe veiligheidsinformatiebladen op te stellen voor stoffen of mengsels die niet als gevaarlijk ingedeeld werden onder de DSD of DPD. De registratietermijnen (REACH) kunnen ook veranderen als gevolg van een herindeling onder de CLP-verordening.

Bovendien wijzigt de format van de veiligheidsinformatiebladen zodanig dat hun eigenlijke grafische voorstelling veel complexer wordt. Meer informatie hieromtrent kan u vinden in het ‘Inleidend richtsnoer voor de CLP-verordening’ en in Verordening 453/2010 van de Commissie van 20 mei 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH-verordening 1907/2006).

De aanpassing gebeurt in verschillende fases, afhankelijk van de CLP deadlines:
Vanaf 1 december 2010 komt de CLP-verordening in de plaats van de DSD betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen.

Tot 1 juni 2015 gelden de volgende regels:

•  de indeling van een stof moet in het veiligheidsinformatieblad conform de DSD worden vermeld, naast de CLP-indeling. Dit geldt zowel voor de veiligheidsinformatiebladen voor stoffen als zodanig, als voor de veiligheidsinformatiebladen voor mengsels die deze stoffen bevatten;
•  de indeling van een mengsel moet in het veiligheidsinformatieblad conform de DPD worden vermeld;
•  als een mengsel wordt ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt conform de CLP-verordening, moet de CLP-indeling op het veiligheidsinformatieblad staan, naast de indeling op grond van de DPD. Een leverancier kan er echter voor kiezen om de CLP-indeling van een mengsel te bepalen voordat hij de CLP-verordening volledig op dit mengsel toepast. In dat geval kan de leverancier deze informatie op het meegeleverde veiligheidsinformatieblad opnemen onder 'overige informatie'.

Vanaf 1 juni 2015:

• komt de CLP-verordening in de plaats van de DPD betreffende de indeling, etikettering en verpakking van mengsels;
• moeten de indelingen van stoffen en mengsels in het veiligheidsinformatieblad conform de CLP-verordening worden vermeld.
Opmerking: De uitzonderingen op deze deadlines zijn opgenomen in artikel 2 (6, 7) van voornoemde Verordening 453/2010.

1.2. De bepalingen van de veiligheidsinformatiebladen staan vermeld in de REACH-verordening 1907/2006. Als een bedrijf geen registratieverplichting onder REACH heeft, moet het dan de veiligheidsinformatiebladen voor stoffen aanpassen?
Ja. Zelfs indien de stoffen vrijgesteld zijn voor de registratieplicht van REACH, zijn ze toch betrokken bij de veiligheidsinformatiebladen. Zelfs als de stof vrijgesteld is volgens titel II van REACH (REGISTRATIE VAN STOFFEN), wil dit niet zeggen dat deze stof vrijgesteld is voor de volledige verordening, ook niet voor titel IV (INFORMATIE IN DE TOELEVERINGSKETEN).

Informatie over de aanpassingen aan de veiligheidsinformatiebladen vindt u terug in de Verordening 453/2010 van 20 mei 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) of kan u opvragen bij de helpdesk Reach van de FOD Economie.
 
2. Kennisgeving en registratie

2.1. Moet er een CLP kennisgeving gedaan worden voor NONS die al een REACH registratienummer hebben?

Ja, deze kennisgeving dient te gebeuren. Stoffen waarvoor reeds een kennisgeving gebeurde onder Richtlijn 67/548, de zogenaamde ‘NONS’ (de site bestaat enkel in het Engels), worden beschouwd als zijnde geregistreerd onder de REACH-verordening 1907/2006 en moeten bijgevolg bekendgemaakt worden bij de Inventaris (van indelingen en etiketteringen). Aangezien de respectieve dossiers momenteel enkel de DSD indelingen bevatten, moeten deze, zonder onnodige vertraging, aangevuld worden met de CLP indelingen, conform artikel 22 van de REACH-verordening.
De kennisgevingsverplichting is ook van toepassing op gevaarlijke NONS die geproduceerd en in de handel gebracht worden of geïmporteerd worden in volumes die lager liggen dan 1 ton per jaar. De respectieve dossiers kunnen echter enkel geüpdatet worden met de CLP indelingen als de fabrikant of de importeur een registratienummer heeft aangevraagd voor de desbetreffende stof. Zo niet, dan dient er een aparte kennisgeving gedaan te worden. ECHA raadt de industrie aan om een registratienummer aan te vragen en een update in te dienen van het NONS dossier zo snel als praktisch haalbaar.

2.2. Moeten deze NONS ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt worden volgens de CLP-criteria?
Ja, ze moeten volgens de CLP-verordening 1272/2008 ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt worden.
Vanaf 1 december 2010 moeten deze NONS ingedeeld worden volgens de CLP-verordening 1272/2008 voor ze in de handel gebracht worden. Vanaf diezelfde datum moeten zulke NONS ook verpakt en geëtiketteerd worden volgens Titels III en IV van de CLP-verordening. NONS die al ingedeeld, verpakt en geëtiketteerd werden volgens de DSD regels en die vóór 1 december 2010 in de handel gebracht werden, moeten slechts tegen 1 december 2012 volgens de CLP regels geheretiketteerd en herverpakt worden.

Voor alle verdere vragen in verband met de NONS, verwijzen wij naar het document van ECHA ‘Questions and Answers for the registrants of previously notified substances’ (bestaat enkel in het Engels) en naar de ‘Frequently Asked Questions on CLP’ (bestaat enkel in het Engels).

2.3. Is het verplicht om stoffen bij de inventaris van indelingen en etiketteringen aan te melden als deze volgens bijlage V van de REACH-verordening vrijgesteld zijn van registratie?
Ja, dit is verplicht (artikels 39(b) en 40(1) van de CLP-verordening 1272/2008): wanneer een stof vrijgesteld is van registratie volgens de REACH-verordening 1907/2006, vereist de CLP-verordening toch dat de stof aangemeld wordt aan de inventaris van indelingen en etiketteringen als ze ingedeeld kan worden als gevaarlijk en ze in de handel gebracht is, op zichzelf of als deel van een gevaarlijk mengsel, boven bepaalde concentratie¬grenzen. Stoffen die vrijgesteld zijn van registratie volgens REACH en die niet ingedeeld zijn als gevaarlijk en die in de handel geplaatst zijn, daarentegen, hoeven niet genotificeerd te worden bij de inventaris van indelingen en etiketteringen.

2.4. Wat betekent dit voor de kennisgeving volgens de CLP-verordening 1272/2008?
Het bedrijf dient een voorstel in voor de wijziging van een geharmoniseerde indeling bij de competente autoriteiten (zie vraag D.6.7.) van één van de lidstaten waar de stof in de handel is gebracht. Dit voorstel dient conform te zijn met de relevante stukken uit punt 1, 2 en 3 van bijlage I van REACH-verordening 1907/2006 en met Deel B van punt 7 (Indeling van het Chemische Veiligheidsrapport) van dezelfde bijlage. Het zal de relevante informatie bevatten zoals in Deel 1 van bijlage VI van REACH staat beschreven.

Voor meer informatie en ondersteuning, bekijk de website van ECHA (clp).