Inleiding

Nitraat en nitriet

Erucazuur in plantaardige olie en mosterd

Cyanogene glycosiden in abrikozenpitten, amandelen, maniok en lijnzaad

Opiumalkaloïdenin maanzaad

THC in hennepzaad

Pyrrolizidinealkaloïden in Borago en in onkruid

Tropaanalkaloïden in onkruid

Glycoalkaloïden in aardappelen

Quinolizidinealkaloïden in lupinebonen

 

Inleiding

Sinds lange tijd werden normen opgesteld voor nitraat in groenten, eerst op nationaal niveau en vervolgens op Europees niveau.

Sommige planten bevatten inherente plantentoxines, die dus door de plant zelf geproduceerd worden.

Op Europees niveau zijn er de laatste jaren heel wat evoluties op het domein van plantentoxines als contaminanten in levensmiddelen.

Er zijn twee belangrijke bronnen van plantentoxines in levensmiddelen. Het betreft enerzijds de aanwezigheid van giftig onkruid dat mee geoogst werd en niet helemaal verwijderd werd en anderzijds de inherente aanwezigheid van toxines in sommige soorten planten die als levensmiddelen gebruikt worden. Levensmiddelen van deze planten kunnen inherente plantentoxines bevatten: maanzaad, hennepzaad, mosterdzaad, maniok, abrikozenpitten, lupinebonen, aardappelen, ...

Op Belgisch niveau stelt het koninklijk besluit van 31 augustus 2021 dat een aantal planten verboden zijn voor gebruik in/als voeding. Daarnaast legt dit besluit voor een reeks planten gebruiksvoorwaarden vast, onder meer met maximale gehaltes voor bepaalde toxische stoffen die door deze planten geproduceerd kunnen worden.

TOP

Nitraat en nitriet

Voor sla, verse en verwerkte spinazie en rucola (raketsla) zijn Europese maximumgehaltes vastgelegd. Diepvriesspinazie is belangrijker dan verse spinazie voor de inname van nitraat maar kan gemakkelijker voldoen aan de nitraatnorm omdat de stof met kookwater kan worden verwijderd.

De nitraatgehaltes in sla zijn afhankelijk van diverse factoren, zoals het seizoen en de kweekcondities (in volle grond of in een serre). Ook de verschillende slasoorten variëren sterk; zo bevat ijsbergsla minder nitraat dan andere sla. Daarom zijn diverse maximumgehaltes vastgelegd, die telkens zo laag zijn als redelijkerwijze haalbaar is. Ook voor rucola, waarin soms opvallend hoge nitraatgehaltes voorkomen, zijn specifieke normen vastgelegd.

Voor nitraat in babyvoeding bestaat er een aparte strenge norm.

Omdat nitraat onder invloed van bederfmicro-organismen kan omgezet worden in het gevaarlijkere nitriet, heeft België nog nitrietnormen voor bijzondere voeding voor zuigelingen en peuters. Nitriet kan bij zuigelingen acuut leiden tot blauwzucht. Het risico op nitrietvorming is wel groter bij zelfgemaakte groentepuree.

De meest recente adviezen van EFSA over nitraat en nitriet dateren van 2017.

TOP

Erucazuur in plantaardige olie en mosterd

Voor koolzaad zijn er reeds decennialang variëteiten beschikbaar met een laag gehalte aan het vetzuur erucazuur. Mosterdzaad bevat meestal nog steeds veel erucazuur. Volgens de risicobeoordeling van EFSA (2016) kan erucazuur op lange termijn bij hoge inname een risico betekenen voor de gezondheid van het hart. De contaminantenverordening bevat normen voor erucazuur in plantaardige olie en ook voor mosterd (saus). Er zijn ook specifieke limieten voor erucazuur vastgelegd in Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/127 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 609/2013 wat betreft de bijzondere samenstellings- en informatievoorschriften betreffende volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding en wat betreft informatievoorschriften betreffende de voeding van zuigelingen en peuters. De normen werden in 2019 verlaagd.

TOP

Cyanogene glycosiden in abrikozenpitten, amandelen, maniok en lijnzaad

Sommige levensmiddelen bevatten cyanogene glycosiden, waaruit het acuut giftige blauwzuur (waterstofcyanide) kan vrijkomen.

Rauwe abrikozenpitten zijn te giftig om te consumeren en kunnen tot een plotse dood leiden. De Europese contaminantenverordening zorgt voor een geharmoniseerde juridische basis om op te treden.

EFSA deed een risicobeoordeling in 2019 en vond ook risico’s bij consumptie van cassave/maniok, lijnzaad en amandelen. Europese normen gelden vanaf 1 januari 2023 voor waterstofcyanide, inclusief waterstofcyanide in cyanogene glycosiden, in deze levensmiddelen (Verordening (EU) 2022/1364 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat de maximumgehalten aan waterstofcyanide in bepaalde levensmiddelen betreft).

Sommige limieten voor blauwzuur staan vermeld in de aromaverordening, bij voorbeeld voor marsepein.

Het vereist productkennis om veilig om te gaan met maniok: een internationale leidraad is beschikbaar bij Codex Alimentarius.

TOP

Opiumalkaloïdenin maanzaad

Maanzaad kan een kleine hoeveelheid van de opiumalkaloïden morfine en codeïne bevatten, wat bij consumptie kan leiden tot een acuut risico (EFSA 2011, 2018)

De aanbeveling 2014/662/EU betreffende goede praktijken ter voorkoming en vermindering van de aanwezigheid van opiumalkaloïden in papaverzaad en producten met papaverzaad is reeds sinds 2014 van toepassing.

Europese normen voor morfine + codeïne zijn van toepassing sinds 1 juli 2022 voor maanzaad en voor bakkerijproducten die maanzaad bevatten.

TOP

THC in hennepzaad

Hennepzaden bevatten minder THC (delta-9-tetrahydrocannabinol) dan de blaadjes en bloemen, maar acute risico’s bij consumptie zijn mogelijk.

In België is de verkoop van hennep (Cannabis) als levensmiddel beperkt door het plantenbesluit.

Op Europees niveau zijn de risicobeoordeling en bloostellingsschatting van EFSA (2015, 2020) de basis geweest om Europees geharmoniseerde normen te ontwikkelen. Verordening (EU) 2022/1393 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat betreft de maximumgehalten aan delta-9-tetrahydrocannabinol (Δ9-THC) in hennepzaden en daarvan afgeleide producten, zorgt er voor dat maximale gehaltes sinds 1 januari 2023 van toepassing zijn voor delta-9-tetrahydrocannabinol-equivalenten, bij voorbeeld 3,0 mg/kg in hennepzaad en 7,5 mg/kg in hennepzaadolie. THC-equivalenten zijn gedefinieerd als de som van THC en delta-9-tetrahydrocannabinolzuur (Δ9-THCA), uitgedrukt als THC (=Δ9-THC + 0,877 × Δ9-THCA). Dit komt omdat Δ9-THCA tijdens de verwerking van levensmiddelen kan worden omgezet in THC.

Zie ook: Vragen en antwoorden over hennep

TOP

Pyrrolizidinealkaloïden in Borago en in onkruid

Onkruidbeheer is relevant voor de voedselveiligheid. Het risico kan komen van de zaden van het gevaarlijke onkruid (bij voorbeeld contaminatie van komijnzaad met zaad van heliotroop), van de blaadjes (contaminatie van gedroogde kruiden, kruidenthee en voedingssupplementen) en zelfs van het stuifmeel (pollen). Er zijn Europese maatregelen genomen voor pyrrolizidinealkaloïden (kankerverwekkend).

Het gaat er om de riskante onkruiden te herkennen. Sommige onkruiden moeten verwijderd worden in het veld om een veilige oogst te bekomen. Grondig sorteren van de oogst vóór verwerking is ook belangrijk. Sommige sectoren, waaronder deze van thee en kruidenthee, verspreiden een leidraad. Op wereldniveau werd reeds in 2014 een leidraad ter preventie van contaminatie uitgewerkt (Praktijkrichtlijn voor onkruidbestrijding om contaminatie door pyrrolizidinealkaloïden in voedingsmiddelen en diervoeder te voorkomen en verminderen CAC/RCP 74-2014).

De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid EFSA heeft een risicobeoordeling voor pyrrolizidine-alkaloïden uitgevoerd (2011, 2015, 2016, 2017). Deze stoffen zijn kankerverwekkend en komen voor in bepaalde soorten onkruid, waaronder Senecio, Borago en Heliotropium. Via de bloemenpollen van dergelijke planten kunnen de toxische stoffen in honing terechtkomen, via de zaden in specerijen en via de blaadjes in kruidenthee en culinaire kruiden.

Ter bescherming van de consumenten zijn er Europese normen vastgesteld voor de som van 21 pyrrolizidinealkaloïden in thee en kruideninfusies, culinaire kruiden (waarbij de frequente hoge contaminatie van oregano bekend is) en specerijen (komijnzaad), voedingssupplementen op basis van planten en pollen. De normen in Verordening (EU) 2020/2040 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat de maximumgehalten aan pyrrolizidinealkaloïden in bepaalde levensmiddelen betreft, zijn sinds 1 juli 2022 van toepassing, nu een overgangsperiode van anderhalf jaar voor aanpassingen in de sector, afgelopen is. 

Het gebruik van bernagie/Borago als komkommerkruid of als groente of voor kruideninfusies is en blijft in België verboden Deze plant produceert van nature pyrrolizidinealkaloïden. De verordening bevat een voetnota die verduidelijkt dat de verordening geldt onverminderd meer beperkende nationale voorschriften in bepaalde lidstaten betreffende het in de handel brengen van pyrrolizidinealkaloïde-houdende planten. Dit is belangrijk voor de Belgische markt, want het plantenbesluit bevat een lijst van gevaarlijke planten, waaronder bernagie (Borago). We kunnen dus stellen dat België reeds decennialang regels heeft ter bescherming van de gezondheid van de consument op het vlak van pyrrolizidinealkaloïden, maar dan enkel bij bewust gebruik van de plant die deze toxines produceert, en niet bij contaminatie van andere gewassen met onkruiden. De Europese bepalingen zijn dus een belangrijke stap vooruit voor de voedselveiligheid doordat nu ook het onkruid geregeld wordt.

Wetenschappelijk onderzoek gefinancierd door de FOD Volksgezondheid heeft significant bijgedragen tot de kennis over de analyse en contaminatie van levensmiddelen met pyrrolizidinealkaloïden en heeft zo een beleidsvoorbereidende rol gespeeld (de onderzoeksprojecten PASFOOD, PASHERBS en PASFOODEXTRA). De meetgegevens zijn opgenomen in de EFSA database die gebruikt wordt voor EFSA adviezen en voor besprekingen van normen.

TOP

Tropaanalkaloïden in onkruid

Voor tropaanalkaloïden is de strijd tegen doornappel cruciaal (zie ook FAO/WHO Guidance document on physical Datura Stramonium seed contamination).

De tropaanalkaloïden atropine en scopolamine, die voorkomen in het onkruid doornappel (Datura) en daardoor in sommige levensmiddelen zoals granen, kunnen een acuut risico betekenen voor de consument (EFSA publicaties van 2013, 2016, 2018). Er zijn reeds langer Europese normen voor bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen voor zuigelingen en peuters die gierst, sorghum, boekweit of daarvan afgeleide producten bevatten.  De wijziging van 2021 gaat verder door de norm voor bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen voor zuigelingen en peuters uit te breiden naar producten op basis van maïs, en door normen te stellen voor onbewerkte gierst, sorghum, maïs en boekweit, voor maalderijproducten van gierst, sorghum, maïs en boekweit, en voor kruidenthee, die van toepassing zijn sinds 1 september 2022.

De FOD Volksgezondheid financierde een onderzoeksproject TROPAL - Voorkomen van tropaanalkaloïden in voedingsmiddelen en risico’s voor de Belgische consument, om de situatie in België beter in te schatten. Het onkruid doornappel is ook een probleem in België.

TOP

Glycoalkaloïden in aardappelen

Het is belangrijk om juist om te gaan met aardappelen. Bewaar aardappelen koel (in de kelder) in het donker en koop of eet geen groen geworden aardappelen (de aardappel reageert op licht door groen te worden). Het is vrij algemeen bekend dat groene delen van aardappelen, alsook aardappelscheuten, giftig zijn. Aardappelschillen en -scheuten bevatten veel meer solanine en chaconine (glycoalkaloïden) dan het binnenste van een aardappel. Op dit moment zijn er geen Europese of Belgische normen, maar er zijn wel normen in enkele andere EU-landen.  EFSA heeft een risicobeoordeling gemaakt in 2020. Bij de mens omvatten de acute toxische effecten van aardappelglycoalkaloïden (α-solanine en α-chaconine) gastro- intestinale symptomen zoals misselijkheid, braken en diarree. Voor deze effecten heeft EFSA een laagste dosis of concentratie waarbij een schadelijk effect is waargenomen (lowest-observed-adverse-effect level — LOAEL) van 1 mg totale aardappelglycoalkaloïden/kg lichaamsgewicht (lg) per dag aangewezen als referentiepunt voor de karakterisering van het risico na acute blootstelling. Een blootstellingsmarge (margin of exposure — MOE) van meer dan 10 geeft aan dat er geen gezondheidsrisico bestaat. Bij deze MOE van 10 wordt rekening gehouden met de extrapolatie van een LOAEL naar een niveau zonder waarneembaar schadelijk effect (no-observed-adverse-effect level — NOAEL) (een factor 3) en de interindividuele variabiliteit in toxicodynamica (factor 3,2). Aangezien schattingen van acute blootstelling in bepaalde blootstellingsscenario’s tot een MOE van minder dan 10 hebben geleid, is sprake van een gezondheidsprobleem.

De Europese monitoringaanbeveling (EU) 2022/561 roept lidstaten en exploitanten van levensmiddelenbedrijven op om metingen uit te voeren op de aanwezigheid van glycoalkaloïden in aardappelen en van aardappelen afgeleide producten. De FOD Volksgezondheid financierde reeds onderzoek en vond onder meer verrassende resultaten voor aardappelchips (project ALKALPO).

TOP

Quinolizidinealkaloïden in lupinebonen

Lupinebonen bevatten al naargelang het ras en eventuele behandeling van ontbittering een hoeveelheid acuut toxische quinolizidinealkaloïden. . In 2019 bracht EFSA een advies uit met de kennis van zaken over de toxines. Lupines worden geregeld in het Belgische plantenbesluit. De FOD Volksgezondheid financiert lopend onderzoek (LUPINEX).

TOP