Hanteren van dierlijke bijproducten bestemd voor gebruik buiten de voedselketen

Het DG Dier, Plant en Voeding is bevoegd voor het toezicht op alle stadia in de keten van toelevering en productie van afgeleide producten die niet bestemd zijn voor de voedselketen, zoals wol, leder, pels, voor taxidermie bestemde dieren, laboratoriumreagentia, … en die in de handel worden gebracht in toepassing van artikel 36 van verordening (EG) nr. 1069/2009 (.PDF).

1. Erkenning en registratie

De volgende exploitanten moeten geregistreerd zijn:

  • zij die dierlijke bijproducten en afgeleide producten hanteren die bestemd zijn voor gebruik buiten de voedselketen, in de brede zin (de zogenaamde “technische” producten). Het gaat om laboratoriumreagentia, producten op basis van hoorn, beenderen, vet of andere delen van dieren, opgezette dieren, …;
  • zij die actief zijn in om het even welk stadium van toelevering van dierlijke bijproducten die hiervoor bestemd zijn.

De volgende exploitanten moeten niet geregistreerd zijn:

  • zij die afgeleide producten hanteren die het eindpunt van de productieketen hebben bereikt, zoals bedoeld in artikel 3 van verordening (EG) nr. 142/2011 (.PDF). Het gaat om eindproducten zoals leder en huiden, wol en haar, veren en dons, bont, visolie en oleochemische producten;
  • zij die onbehandelde wol verzamelen en transporteren in België;
  • personen die jachttrofeeën hanteren of vervaardigen voor niet-commerciële of privédoeleinden.

Daarenboven is een erkenning vereist voor de activiteiten bedoeld in artikel 24 van verordening (EG) nr. 1069/2009.

De exploitanten die dierlijke bijproducten en afgeleide producten bestemd voor gebruik buiten de voedselketen hanteren (voornamelijk technisch gebruik), kunnen de specifieke fiche voor de toepassing van de bepalingen van verordeningen (EG) nr. 1069/2009 en (EU) nr. 142/2011 (PDF) raadplegen voor een overzicht van de na te leven voorwaarden. Afhankelijk van de precieze aard van de activiteiten moeten zij geheel of gedeeltelijk aan deze voorwaarden voldoen.

2. Hoe moet ik een erkenning aanvragen of mij laten registreren?

Alvorens de activiteiten op te starten, sturen de exploitanten de registratie- of erkenningsaanvraag naar het DG Dier, Plant en Voeding, zoals voorzien in artikel 4 of 6 van het koninklijk besluit van 4 mei 2015 (.PDF). De exploitanten melden op dezelfde manier elke wijziging van de gegevens of de stopzetting van deze activiteiten.

Het aanvraagformulier (.Word) wordt ingevuld verstuurd:

per e-mail naar: apf.traces@health.fgov.be

of naar: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
DG Dier, Plant en Voeding – Dienst Inspectie
Galileelaan 5, bus 2
1210 Brussel

3. Specifieke vragen

Mag ik de dikke fractie van drijfmest gebruiken als ligbedstrooisel?

Het gebruik van de vaste fractie van drijfmest als ligbedstrooisel in een andere kudde (of beslag van) dieren dan deze die de mest heeft geproduceerd, is verboden. De veehouders die overwegen om de vaste fractie van mest te gebruiken als ligbedstrooisel voor de kudde dieren die de mest heeft geproduceerd, kunnen daarover meer informatie vinden in de omzendbrief van 5 november 2018 (.PDF).

Valt uw activiteit onder de bevoegdheid van het DG Dier, Plant en Voeding?

Als u dierlijke bijproducten hanteert die bestemd zijn voor de productie van afgeleide producten die niet in de handel worden gebracht als dierenvoeders of als meststoffen of bodemverbeterende middelelen, zoals bedoeld in artikel 36 van verordening (EG) nr. 1069/2009, valt uw activiteit onder de bevoegdheid van het DG Dier, Plant en Voeding. Noteer in het bijzonder dat:

  • de productie van voeders voor pelsdieren onder de bevoegdheid van het DG, Dier, Plant en Voeding valt;
  • indien u enkel producten produceert die onder andere wetgevingen vallen, zoals bedoeld in artikel 33 van verordening (EG) nr. 1069/2009: geneesmiddelen, medische hulpmiddelen, in vitro diagnostica, valt uw activiteit onder de bevoegdheid van het Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG);
  • indien u vetten hanteert of omzet die uitsluitend bestemd zijn om als brandstof te worden gebruikt of te worden omgezet tot biodiesel, valt uw activiteit onder de bevoegdheid van de Gewesten.
Welke voorwaarden moeten worden vervuld?

De voorwaarden zijn vastgelegd in artikelen 36 tot 40 van verordening (EG) nr. 1069/2009. U moet er zich van vergewissen dat het gebruikte materiaal veilig is. Dat het materiaal een productieproces ondergaat waardoor een voldoende veiligheidsniveau wordt bereikt en waardoor het gebruik van het eindproduct geen risico’s op het overdragen van besmettelijke ziekten bij mens of dier inhoudt. In het bijzonder moet er op gelet worden dat de dierlijke bijproducten niet meer in de voeding worden hergebruikt.

Bij voorkeur worden de specifieke verwerkingsmethoden van verordening (EU) nr. 142/2011 toegepast. Indien voor de verwerking van een bepaald dierlijke bijproduct geen specifieke methode bestaat en de in verordening (EU) nr. 142/2011 vermelde methoden niet gepast zijn, moet u zich er zelf van verzekeren dat de toelevering, de verwerkingsmethode en het gebruik van het eindproduct gecontroleerd en veilig is.

Invoer en intracommunautaire handel

De zendingen tussen lidstaten zijn onderworpen aan de bepalingen van artikel 48 van verordening (EG) nr. 1069/2009. Het materiaal van categorie 3 mag vrij circuleren in de EU mits de zendingen vergezeld gaan van de vereiste handelsdocumenten en in voorkomend geval gezondheidscertificaten. Exploitanten die materiaal van categorie 1 of 2 willen verzenden, brengen de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong en van de lidstaat van bestemming voorafgaandelijk op de hoogte van de zending. De lidstaat van bestemming kan dit materiaal aan specifieke voorwaarden onderwerpen of de zending weigeren.

De invoer van dierlijke bijproducten uit derde landen die bestemd zijn voor technisch gebruik zijn onderworpen aan de algemene regels voor de invoer van dierlijke bijproducten en worden gecontroleerd door het FAVV (WEB).

Tussenproducten die bestemd zijn voor de productie van laboratoriumreagentia of andere producten bedoeld in artikel 33 van verordening (EG) nr. 1069/2009, kunnen worden ingevoerd volgens de specifieke regels van artikel 23 van verordening (EG) nr. 142/2011.