Dieetvoeders of 'diervoeders met bijzonder voedingsdoel' zijn diervoeders die aan een bijzonder voedingsdoel voldoen op grond van hun bijzondere samenstelling of het bijzondere, bij hun vervaardiging toegepaste procedé, en die zich hierdoor duidelijk onderscheiden van gewone diervoeders.

Onder een 'bijzonder voedingsdoel' wordt verstaan het doel te voldoen aan de specifieke voedingsbehoeften van dieren waarvan het spijsverterings- of het absorptiemechanisme, dan wel het metabolisme, tijdelijk of onherstelbaar verstoord is of kan zijn, en die daardoor baat hebben bij de opname van een aan hun toestand aangepast voeder. Tot de diervoeders met een bijzonder voedingsdoel behoren niet de diervoeders met een medicinale werking (“gemedicineerde voeders”) in de zin van richtlijn 90/167/EEG en verordening (EU) nr. 2019/4.

De handel en het gebruik van dieetvoeders worden geregeld door verordening (EG) nr. 767/2009 (.PDF) van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders. Artikel 9 stelt dat diervoeders met een bijzonder voedingsdoel slechts als zodanig mogen worden verhandeld indien de bestemming ervan voorkomt in de lijst van bestemmingen opgesteld door de Europese Commissie en indien zij voldoen aan de essentiële voedingskenmerken voor het desbetreffende, in die lijst vermelde bijzondere voedingsdoel. Vanaf 25 december 2020 moet daarvoor worden verwezen naar de bijlage bij verordening (EU) 2020/354 (WEB) tot vaststelling van een lijst van bestemmingen voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel. Die verordening zal dan richtlijn 2008/38/EG (.PDF) intrekken.

Algemene en overgangsbepalingen

Op basis van de vooruitgang in de wetenschappelijke kennis en na overleg met de belangrijkste vertegenwoordigers van de sector zijn diverse beschrijvingen van de bijzondere voedingsdoelen uit deel B van de bijlage bij richtlijn 2008/38/EG aangepast in de nieuwe verordening (EU) 2020/354. Drie bijzondere voedingsdoelen voor paarden werden geschrapt. Als deze wijzigingen tot gevolg hebben dat een dieetvoeder dat al in de handel was overeenkomstig richtlijn 2008/38/EG, wordt uitgesloten, kan er vóór 25 maart 2021 alsnog een aanvraag worden ingediend, zodat het in afwachting van zijn evaluatie nog op de markt kan blijven.

Dieetvoeders die vóór 25 maart 2022 overeenkomstig richtlijn 2008/38/EG zijn geëtiketteerd, mogen in de handel blijven totdat de voorraden zijn uitgeput.

Aanvragen tot wijziging of uitbreiding van de lijst van bestemmingen van diervoeders met een bijzonder voedingsdoel moeten worden ingediend bij de Europese Commissie volgens de procedure zoals omschreven in artikel 10 van verordening (EG) nr. 767/2009.

Deel A van de bijlage bevat de bepalingen die van toepassing zijn op alle dieetvoeding en de details over de indicaties staan in de kolommen 2 tot en met 5 van deel B van de bijlage.

De dieetvoeders die overeenstemmen met de nieuwe bijzondere voedingsdoelen en karakteristieken mogen reeds op de Belgische markt worden verhandeld vóór 25 december 2020.

Etikettering

Voor de etikettering van dieetvoeders gelden in de eerste plaats de algemene etiketteringsvoorschriften van verordening (EG) nr. 767/2009 die van toepassing zijn voor alle diervoeders. Daarbovenop zijn er een aantal bijkomende specifieke etiketteringsvoorschriften van toepassing:

  • de vermelding van de kwalificatie 'dieet', die uitsluitend is bestemd voor diervoeders met een bijzonder voedingsdoel, in combinatie met de benaming van het diervoeder (volledig dieetvoeder, aanvullend dieetvoeder, …); zie artikel 18 van verordening (EG) 767/2009;
  • de in de bijlage van verordening (EU) 2020/354 vermelde informatie, waaronder het in Deel B vermelde bijzondere voedingsdoel (in kolom 1) en de verplichte etiketteringsgegevens (aangeven in kolommen 4 en 6).
  • de exacte hoeveelheden van de nutriënten waarnaar in kolom 4 wordt verwezen en die essentiële kenmerken zijn van de dieetvoeders, moeten worden aangegeven op het etiket.

Voeders met een hoog gehalte aan bepaalde toevoegingsmiddelen

Artikel 8 van verordening (EG) nr. 767/2009 bepaalt dat voedermiddelen en aanvullende diervoeders in principe geen toevoegingsmiddelen mogen bevatten in een gehalte van meer dan 100 maal het vastgestelde maximumgehalte in volledige diervoeders (vijfmaal in het geval van coccidiostatica en histomonostatica).

Voor sommige dieetvoeders kan dit gehalte wel hoger zijn. In de lijst met dieetvoedingsdoelen in Deel B van de Bijlage bij verordening (EU) 2020/354 is in kolom 2 aangegeven welke dieetvoeders een concentratie aan toevoegingsmiddelen hoger dan 100 maal het vastgesteld maximumgehalte voor volledige diervoeders mogen bevatten. In dat geval mag de concentratie van die toevoegingsmiddelen niet meer dan 500 maal het desbetreffende vastgestelde maximumgehalte in volledige diervoeders bedragen, behalve in het geval van bolustoepassingen. De toediening van deze aanvullende dieetvoeders in het diervoederrantsoen moet zodanig gebeuren dat het vastgesteld maximumgehalte in het dagrantsoen niet wordt overschreden.

Bolussen

Wanneer een diervoeder met bijzonder voedingsdoel in de handel wordt gebracht als een bolus voor individuele orale toediening met vertraagde afgifte (over meer dan 24 uur) van de verbindingen, moet het etiket, voor zover dat van toepassing is, ook de maximale duur van de continue afgifte van de bolus en de dagelijkse afgifte vermelden voor elk toevoegingsmiddel waarvoor een maximumgehalte in volledige diervoeders is vastgesteld (zie punt 10 van Deel A van de Bijlage bij verordening (EU) 2020/354).

In kolom 6 van de lijst in Deel B van de bijlage bij verordening (EU) 2020/354 is aangegeven welke dieetvoeders onder de vorm van een bolus mogen worden toegediend aan de dieren.