1.  Inleiding tot de Belgische set van laboratoriumcodes

Deze authentieke bron is gebaseerd op LOINC codes (cfr Infra). Aangezien er voor een aantal vaak voorkomende concepten verschillende toepasbare LOINC-codes bestaan werden er keuzes gemaakt in overeenstemming met nationaal gebruik. Anderzijds bestaan er voor sommige concepten nog geen LOINC-codes. In die optiek werd er ook een sequentiële numerieke code (de zogenaamde code Albert) toegekend aan elk concept, zodat er toch op een unieke manier verwezen kan worden naar deze enkele concepten die (nog) geen preferentiële LOINC-code toegewezen konden krijgen.

Om optimaal gebruik te maken van de Belgische LOINC-subset, zullen de bestaande boodschappen voor laboresultaten geleidelijk aan plaats maken voor een boodschap op basis van HL7 CDA, dat een betere internationale compatibiliteit garandeert en het gestructureerd versturen van meer complexe resultaten, zoals gedetailleerde microbiologieresultaten of het gebruik van internationaal gestructureerde eenheidscodes (UCUM, cfr infra), mogelijk maakt.

Hoewel het de bedoeling is om de subset uit te breiden en – mettertijd – het grootste deel van de vaak doorgestuurde resultaten en/of aanvragen voor labotests te bestrijken, is de subset allesbehalve exhaustief, en dat zal zo blijven. Het is de bedoeling dat LOINC-codes uit de subset preferentieel gebruikt worden als het concept daarin is opgenomen. Indien er geen LOINC-code beschikbaar is, maar het concept er wel is in opgenomen, moet de code Albert uit de subset preferentieel gebruikt worden.

Aangezien het eHealth format voor laboresultaten zowel nationale LOINC codes, proprietaire codes als niet-gecodeerde resultaten kan bevatten, zullen alle labo’s altijd in staat zijn om alle resultaten te versturen aan de hand van het gestructureerd eHealth laboformat, ook al kunnen niet alle concepten gedekt worden door een LOINC-code uit de Belgische subset.

2.  LOINC

LOINC werd ontwikkeld en wordt beheerd door het Regenstrief institute in          Indianapolis, en is de wereldwijde standaard geworden voor         laboratoriumcodes. Elke unieke code beschrijft een min of meer volledig laboratoriumconcept aan de hand van een aantal velden (oorspronkelijk gebaseerd op de resultaten van het Europese EUCLIDES-project)

De eenvoud (één code = één concept), is ook een zwakte. Voor analyses die uitgevoerd kunnen worden op verschillende specimens of waar de gebruikte methode verschilt, zullen verschillende codes vereist zijn. Dit is nodig omdat elke LOINC code beperkt is tot één specimen. LOINC heeft vaak een pragmatische benadering gehanteerd, door de meeste belangrijke codes in detail te definiëren, maar bv. ook een code ‘specimen unspecified’ te voorzien voor weinig voorkomende gevallen. Het gebruik van niet-gespecificeerde codes vereist dus bijkomende informatie in de boodschap of het laboprotocol, b.v. het type punctievocht, vandaar de noodzaak van een volledig gestructureerd message format.

De belangrijkste velden in LOINC beschrijven

  • de component (het gemeten element)
  • de kenmerken of het type hoeveelheid (b.v. de massaconcentratie),
  • zowel voor een meting op een welbepaald ogenblik of een aantal metingen,
  • het specimen (indien gepreciseerd) waarop ze van toepassing is,
  • of het resultaat kwantitatief is
  • eventueel de meetmethode indien relevant.

De lengte van een LOINC-code is NIET vastgelegd (zo kan in de toekomst, wanneer er meer codes beschikbaar worden, de lengte 8 of 9 cijfers gaan bedragen). De code eindigt steeds met een liggend streepje en een controlecijfer (MOD10). Voor meer toelichting over LOINC en hoe het te gebruiken, zie: http://loinc.org/downloads/files/LOINCManual.pdf

De exponentiële groei van het aantal LOINC-codes (>80000) heeft ervoor gezorgd dat het systeem minder bruikbaar is, aangezien er veel schijnbaar gelijkaardige codes (b.v. 682 glucosecodes) bestaan, die cumulatieve overzichten en het gebruik van op regels gebaseerde systemen extreem moeilijk maken. Om tegemoet te komen aan die noden, hebben heel wat Europese landen ervoor gekozen om LOINC te beperken tot een werkbaardere, kleinere nationale subset die is aangepast aan de lokale gebruiken. In België leidde dit tot de ontwikkeling van een Belgische subset.

Een aantal elementen van gedetailleerde laborapporten, zoals namen van ziektekiemen voor microbiologie en lichaamsdelen, werden niet goed gedefinieerd in LOINC en zijn beter vertegenwoordigd in The Systematized Nomenclature of Medicine (SNOMED®).

Voor een aantal concepten die specifieker zijn voor Europa, bestaan er geen LOINC-codes. In die gevallen is het goed mogelijk dat het concept gedefinieerd werd in de nationale authentieke bron van labocodes, maar momenteel geen overeenkomstige LOINC-code heeft. In dat geval moet de code Albert, een eenvoudig en uniek volgnummer dat ook aanwezig is in de nationale set, worden gebruikt.

Minder frequent gebruikte concepten werden (nog) niet gedefinieerd in de nationale authentieke bron. Wanneer die concepten worden doorgestuurd, moet er gebruik gemaakt worden van de vaak labospecifieke proprietary codes die momenteel gebruikt worden.

3.  UCUM

Hoewel een LOINC-code het type hoeveelheid definieert (bv. de massaconcentratie), definieert hij niet de reële eenheid (bv. ng/dL of ng/L)

Om dat te verhelpen, werd UCUM (unified code for units of measure) ontworpen als ‘partner’ van LOINC. (http://unitsofmeasure.org/ucum.html)

Het is een gestructureerde manier om zelfs de meest complexe eenheden weer te kunnen geven.

Door gebruik te maken van UCUM-codes, is het ook mogelijk om de relatie tussen verschillende eenheden te definiëren.

Er is een overzichtstabel beschikbaar op de LOINC website

https://loinc.org/downloads/usage/units

In de Belgische LOINC subset werden er codes gedefinieerd voor die concepten indien er consensus is voor het gebruik van een specifieke eenheid. Voor die codes werd de gekozen eenheid         opgenomen in de beschrijving. bv:

47596-2         Calcium ionized measured (blood) - in moles/volume [mmol/L]

Als er geen eenheid werd gekozen, of als er geen consensus was in België, werd er een algemene code gebruikt die enkel het type hoeveelheid definieert, bv.

2777-1           Phosphate (serum/plasma)

Suggesties voor codes die duidelijk over het hoofd werden gezien, aanvragen om zaken te wijzigen etc., kunnen worden bezorgd aan de groep terminologie van de FOD.