Oesterbanken: een verloren leefgebied in het Belgische deel van de Noordzee

Uit historische gegevens blijkt dat er in het verleden uitgestrekte banken van de Europese platte oester Ostrea edulis (Linnaeus, 1758) voorkwamen op en nabij de grindbedden van onze Noordzee. De oesterbanken werden bewoond door heel wat soorten die op en tussen de oesterschelpen leefden, zoals kokervormende borstelwormen en organismen zoals de zeespriet of dodemansduim. Al deze organismen vormden samen een driedimensionale structuur waartussen talrijke andere kleinere en meer mobiele soorten leefden. Oesterbanken vormden dankzij hun complexiteit dé hotspots voor biodiversiteit in onze Noordzee.

             Doelstellingen

             Onderzoek en opstart van het project (jaar 0-1)

             Testfase (jaar 1-3)

             Uitbreidingsfase (jaar 3-6)

             Ontwikkelingsfase (jaar 6-10)

Oesterbank © Floor Driessen/Bureau Waardenburg
 

De Europese platte oester was vroeger in grote aantallen aanwezig langs bijna alle Europese kusten (Figuur 2). Onder andere op de Hinderbanken kwamen grote oesterbanken voor. De laatste 150 jaar nam het aantal oesters echter dramatisch af. Tussen 1868 en 1873 werden de Belgische oesterbanken zo zwaar geëxploiteerd dat ze zo goed als volledig verdwenen. Bovendien werd de soort getroffen door de oesterparasiet Bonamia ostreae, die rond 1979 vanuit Californië in Europa werd geïmporteerd via oestertransport. In Frankrijk, Nederland en België verdwenen de overgebleven Europese platte oesters nagenoeg volledig ten gevolge van deze parasiet.


Verspreiding van de Europese oester, kaart uit de “Piscatorial Atlas” van Olsen (1883)


Ook buiten Belgische wateren doet de soort het dus niet goed, waardoor de natuurlijke populaties van de Europese platte oester zo goed als uitgestorven zijn in de hele Zuidelijke Bocht van de Noordzee. Bijgevolg  staat de platte oester op verschillende lijsten van achteruitgaande en bedreigde diersoorten en worden door verschillende internationale initiatieven nationale acties voor bescherming en herstel aangemoedigd.

Verstoring van oesterbanken

Recent onderzoek heeft aangetoond dat er nog steeds een aantal larven van de Europese platte oester in onze Noordzee terechtkomen en dat de omgevingsomstandigheden nog steeds geschikt zijn voor het settelen en de groei van deze soort. De afwezigheid van onverstoord, natuurlijk hard substraat zoals grindbedden en schelpgruis blijkt echter een beperkende factor voor het effectief herstel van de soort in onze wateren. De intensieve boomkorvisserij is een van de belangrijkste oorzaken van bodemverstoring, die de groei en ontwikkeling van langlevende soorten zoals de Europese platte oester verhindert. Naast de aanhoudende bodemverstoring vormt de degradatie van de grindbedden een bijkomend obstakel voor het herstel van de Europese platte oester. Jarenlang werden grote stenen systematisch verwijderd door vissers waardoor de grindbedden momenteel sterk verarmd zijn en onvoldoende substraat bieden voor de aanhechting en groei van deze soort.

 Herstel van oesterbanken

Stand van zaken in onze Noordzee en de omringende wateren

Oesterbankherstel is op dit moment de best uitgewerkte vorm van marien natuurherstel in de Noordzee aangezien er reeds diverse projecten lopende zijn in verschillende landen. Dit komt mede dankzij de Native Oyster Restore Alliance (NORA) die de uitwisseling van informatie over projecten vergemakkelijkt.

In België is het UNITED2020-project onder leiding van UGent (zie bibliografie) lopende waarbij synergieën gezocht worden tussen natuurherstel en aquacultuur in windparken. Aquacultuur zou in een eerste fase oesterlarven kunnen leveren die bijdragen aan het herstel van natuurlijke oesterbanken. Op langere termijn zouden de herstelde oesterpopulaties dan weer oesterlarven aan de aquacultuursector kunnen leveren.

In onze buurlanden bevindt het merendeel van de projecten rond oesterbankherstel zich in de uitvoerende fase en zijn de voorbereidende onderzoeken en labotests reeds achter de rug (zie bibliografie). Het gebruik van Bonamia-vrije oesters is een vereiste voor elk oesterherstelproject dat plaatsvindt in een zone die als Bonamia-vrij wordt beschouwd. Extra kennis over het al dan niet voorkomen van Bonamia in het Belgische deel van de Noordzee en over hoe we hier best mee omgaan, is dan ook een pluspunt voor de aanvang van oesterherstelprojecten.


Kaart met oesterherstelprojecten in verschillende landen van de EU ©NORA


Doelstellingen van oesterbankherstel

Hoofddoelstelling:

duurzaam herstel van gezonde oesterbanken en de daarmee samenhangende langlevende fauna. Herstel van levensvatbare populaties van de Europese platte oester, die stabiel zijn of groeien en zich met succes kunnen voortplanten zonder menselijke tussenkomst.

Belangrijke aspecten hierbij:

  • Er wordt gestreefd naar herstel van oesterbanken op locaties waar geschikt substraat voorkomt (al dan niet na herstel van de locatie) en waar oesterbanken historisch gezien voorkwamen. Voor het herstel van oesterbanken is het essentieel dat de locatie permanent gevrijwaard blijft van bodemverstoring.

  • Herstel van oesterpopulaties kan ook op andere locaties plaatsvinden zoals binnen de windmolenparken of in aquacultuurprojecten. Deze oesterpopulaties kunnen het herstel van oesterbanken ondersteunen en kunnen dienen als een extra bron van spat die bijdraagt aan de rekrutering van de oesterbanken.

Tussendoelstellingen:

  1. Druk door bodemberoerende activiteiten op geschikte locaties voor oesterherstel substantieel verminderen

    • Beperken/uitsluiten van bodemberoering door het nemen van maatregelen ter bescherming van de bodemintegriteit in gebieden die, eventueel na het nemen van bepaalde herstelmaatregelen, geschikt zijn voor heraanleg van oesterpopulaties en/of oesterbanken

    • Uitsluiten van bodemberoerende activiteiten op locatie(s) vooropgesteld voor oesterbankherstel die buiten de zones vallen waar maatregelen ter bescherming van de bodemintegriteit voorzien worden.

    • Zorgen voor een effectieve implementatie van bovenstaande maatregelen door een adequate handhaving te voorzien.

  2. Vergroten van onze kennis omtrent de Europese oester, potentieel geschikte locaties voor herstel en potentiële herstelmaatregelen

    • Onderzoek uitvoeren naar de aanwezigheid van Bonamia in het Belgisch deel van de Noordzee

    • Selectie van potentieel geschikte locaties voor aanleg oesterpopulaties en oesterbanken.

    • Opstarten van pilootprojecten op de geselecteerde locatie(s) om na te gaan of deze ook effectief geschikt zijn voor oesterbank/populatieherstel.

    • Onderzoek doen naar potentieel bijkomende ondersteunende maatregelen

    • Uitwerken van gericht monitoringsplan

    • Opstarten van monitoring; uitvoering T0-monitoring ter hoogte van de geselecteerde locatie(s)  

  3. Herstel van oesterpopulaties en oesterbanken en de daarmee samenhangende fauna

    • Gezien de Europese oester een belangrijke kernsoort is binnen onze wateren en virtueel verdwenen is wordt het herstel van populaties van de Europese oester als een prioriteit beschouwd. Op korte termijn wordt bijgevolg de nadruk gelegd op actief herstel van de Europese oesterbanken – en populaties. Passief herstel, het stopzetten van lokale nefaste activiteiten met als doel opnieuw een gebalanceerd ecosysteem te bereiken, zal zeker ook van belang zijn voor het herstel van de oester zij het eerder op langere termijn.

    • Zoeken naar geschikte bronnen van spat van de Europese oester. Hierbij is het belangrijk na te gaan of het noodzakelijk is zelf een hatchery aan te leggen en/of er aangesloten kan worden bij initiatieven in de buurlanden. Daarnaast wordt nagegaan op welke manier spat van aquacultuurprojecten eventuele bijdragen kunnen leveren. 

    • Aanleg en/of uitbreiding van de oesterbanken/ oesterpopulaties indien uit de pilootprojecten blijkt dat de locatie(s) ook effectief geschikt zijn

    • Monitoren van de oesterpopulaties/oesterbanken  en  van de geassocieerde fauna.

    • Bijkomende ondersteunende maatregelen voorzien zodat de oesterpopulatie/-bank autonoom functioneert.

  4. Sensibilisering van de stakeholders en het bredere publiek omtrent het belang van de heraanleg van oesterbanken

Flowchart oesterbankherstel

In Nederland en Duitsland werden reeds een aantal pilootprojecten rond oesterbankherstel uitgevoerd. Op basis hiervan werd een protocol uitgeschreven met de verschillende stappen om succesvol herstel van oesterbanken te realiseren (zie bibliografie). Een project dat loopt over een tijdspanne van minstens 10 jaar wordt aangeraden. Hierbij kunnen 4 fasen onderscheiden worden: onderzoek en opstart van het project (jaar 0-1), testfase, (jaar 1-3), uitbreidingsfase (jaar 3-6) en ontwikkelingsfase (jaar 6-10). Deze fasen zijn ook weergegeven in het onderstaand schema waarbij  aangegeven wordt of de fase vooral voorbereiding, uitvoering, monitoring of nazorg betreft .

Fase 1. Onderzoek en opstart van het project (jaar 0-1)

Een eerste belangrijke stap is het bepalen van geschikte locaties voor oesterbankherstel. De omstandigheden moeten geschikt zijn voor het overleven en het voortbestaan van de oester. In het geval van de Europese oester zijn er verschillende externe factoren die de geschiktheid van een bepaalde locatie voor de soort bepalen: geen tot zeer geringe bodemberoering, sediment voldoende grof, voldoende zuurstof beschikbaar, voldoende stabiliteit van de zeebodem, beperkte stromingen zodat de larven niet te ver van het oesterbed wegdrijven en voldoende primaire productie (zie bibliografie).
 
Ook onderzoek naar mogelijke bronpopulaties is essentieel. In een ideaal scenario vergroot een Belgisch oesterbankproject de connectiviteit tussen bestaande oesterbanken in het Engels kanaal en in de Nederlandse wateren. Er moet dus gekeken worden of er op basis van de locaties van bestaande/toekomstige oesterbanken en de heersende stromingen een mogelijkheid is tot uitwisseling van larven tussen de bestaande en de nieuw te leggen oesterbanken (zie bibliografie).

Op basis van voorgaand onderzoek moet er een duidelijk stappenplan worden opgesteld dat de uitvoering, de monitoring en de eventuele nazorg die nodig zijn in de volgende fasen van het project verder beschrijft. Als zou blijken dat extra herstelmaatregelen nodigzijn om de locatie geschikt te maken voor oesterbankherstel (zie A. Herstel van grindbedden), moet dit uitgevoerd worden voordat fase 2, de testfase, opgestart kan worden.
 
Een goed uitgewerkte T0-monitoring is essentieel in deze fase en moet gebeuren voordat de testpopulatie opgestart wordt.

Fase 2. Testfase (jaar 1-3)

Tijdens de testfase wordt het geschikt substraat en een testpopulatie aangebracht in de testlocatie. Tijdens de testfase is monitoring erg belangrijk en moeten er verschillende zaken opgevolgd worden, zoals de omgevingsparameters, overleving, groei en reproductie van de aanwezige oesters. Ook de aanwezigheid van extra voordelen als gevolg van het oesterherstel, zoals extra diversiteit, lokale afname turbiditeit (troebelheid van het water), koolstofsequestratie (verwijderen van koolstof uit de atmosfeer en opslag ervan) in schelp en sediment, zijn zaken die zeker de nodige aandacht verdienen. Aan het einde van de testfase wordt er beslist of er op de gekozen locatie verder gewerkt kan worden of niet.

Fase 3. Uitbreidingsfase (jaar 3-6)

Als besloten wordt om door te gaan met de testlocatie kan het eigenlijke oesterbankherstel starten door meer oesters, oesterspat en/of substraat aan te brengen. In deze fase kan meer worden gefocust op recruitment (toename in aantal individuen), spatiale distributie rond de testlocatie en ontwikkeling van biodiversiteit en is ook het opvolgen van eventuele extra benefits als gevolg van het oesterherstel van belang.

Fase 4. Ontwikkelingsfase (jaar 6-10)

Tijdens deze fase kunnen de uitbreidingsmaatregelen zoals inbreng van spat en substraat gradueel worden afgebouwd om na te gaan of de oesterbank autonoom functioneert. Monitoring van de omgevingsvariabelen, recruitment, biodiversiteit en andere benefits moet worden verdergezet. Maatregelen om biodiversiteit te bevorderen kunnen in deze fase overwogen worden als sleutelsoorten, die van nature op hard substraat zouden moeten voorkomen, ontbreken.