Verschillende bodemgemeenschappen

Zachte, zandige substraten komen verspreid over het hele Belgische deel van de Noordzee voor. De grote variatie aan sedimenteigenschappen binnen deze zachte substraten vertaalt zich in verschillende bodemgemeenschappen: de Limecola balthica, Abra alba, Magelona-Ensis leei, Nephtys cirrosa en Hesionura elongata gemeenschap. Elk van deze gemeenschappen kan worden gezien als een groep van soorten die samen voorkomen omdat ze in gelijkaardige omstandigheden gedijen.

Aggregatie van Lanice Conchilega © Misjel Decleer
                

De Abra alba gemeenschap is de bodemgemeenschap met de hoogste biodiversiteit. Binnen deze gemeenschap komen ook de eerder genoemde schelpkokerwormaggregaties (Lanice conchilega) voor. Zij vormen door hun 3-dimensionale structuren en hun invloed op de omgeving een belangrijk habitat waarbinnen een nog grotere diversiteit en densiteit aan bodemsoorten gevonden wordt. Deze aggregaties fungeren namelijk als schuilplaats voor heel wat dieren, die weer een voedselbron vormen voor andere dieren. Binnen de aggregaties vertraagt de stroomsnelheid van het water en wordt er meer voedsel vastgehouden in en op de bodem. Al die zaken zorgen ervoor dat deze aggregaties ook erg belangrijk zijn voor jonge platvissen en vogels. De aanwezigheid van schelpkokerwormaggregaties vergroot dan ook de effectiviteit van de Belgische kustzone als paai- en kraamkamer voor platvissen zoals de schol (Pleuronectes platessa).

Links kaart met verschillende bodemgemeenschappen, rechts kaart met kans op voorkomen van Lanice Conchilega (rood = Lanice komt er voor; blauw = Lanice komt er niet voor) © Paoletti et al., 2021 en Degaer et al. 2009
 

Verstoring van Lanice aggregaties

Schelpkokerwormaggregaties in onze Noordzee ondervinden vandaag de dag heel wat verstoring, voornamelijk als gevolg van bodemberoerende activiteiten zoals de boomkorvisserij. De schelpkokerworm zelf is relatief goed bestand tegen deze fysieke verstoring aangezien ze zich bij verstoring kunnen verschuilen in het zand om achteraf hun koker opnieuw op te bouwen. De dieren die tussen deze aggregaties leven, ook wel de geassocieerde fauna genoemd, zijn echter een stuk gevoeliger voor verstoring en ondervinden een veel grotere impact van bodemberoerende activiteiten. De typische langlevende, traaggroeiende soorten die nood hebben aan een stabiele leefomgeving verdwijnen al heel snel wanneer er verstoring optreedt. Zij maken plaats voor soorten die snel groeien en zich snel kunnen voortplanten waardoor deze laatste na verstoring snel de nieuwe kokers van de schelpkokerwormen opnieuw koloniseren. Het is van groot belang dat we deze traaggroeiende, langlevende soorten opnieuw de kans geven om zich te ontwikkelen, aangezien ze mee aan de basis liggen van een stabiel ecosysteem.

Opwaardering van  Lanice aggregaties

Stand van zaken in onze Noordzee en de omringende wateren

In onze buurlanden is er nog niet veel aan onderzoek gedaan naar het herstel van Lanice aggregaties. 

Lanice conchilega is een typische soort voor de Noordzee die in België reeds uitvoerig werd bestudeerd (zie bibliografie). Lanice aggregaties komen momenteel in grote aantallen voor in het Belgische deel van de Noordzee, maar de geassocieerde langlevende, traaggroeiende soorten hebben het moeilijk door de hoge mate van verstoring. Het uitsluiten van bodemverstoring zou de druk op de aggregaties sterk verminderen, waarna natuurlijk herstel van de langlevende geassocieerde fauna zou kunnen optreden.
 
Coastbusters, een Belgisch project over het gebruik van rifvormende soorten in het kader van kustverdediging, heeft reeds heel wat kennis opgeleverd die van pas kan komen als actief herstel van de soort noodzakelijk zou blijken. We verwachten bij deze soort echter dat passief herstel voldoende zal zijn.

Doelstellingen van de opwaardering van Lanice aggregaties

Hoofddoelstelling:

Het herstel van Lanice conchilega aggregaties tot een mature ecosysteemcomponent, waarbij de geassocieerde fauna bestaat uit kenmerkende, langlevende soorten en waarbij de functie van de aggregaties als kraamkamer voor onder andere tong gewaarborgd blijft.  Voor Lanice conchilega en de geassocieerde fauna wordt de nadruk in eerste instantie gelegd op passief herstel door het creëren van gunstige omstandigheden.

Tussendoelstellingen:

  1. Substantieel verminderen van druk door bodemberoerende activiteiten op Lanice aggregaties > passief herstel

    • Beperken/uitsluiten van bodemberoering op locaties die, eventueel na het nemen van bepaalde herstelmaatregelen, geschikt zijn voor opwaardering van Lanice aggregaties en herstel van de geassocieerde langlevende fauna.

  2. Vergroten van onze kennis over Lanice aggregaties en over potentiële herstelmaatregelen

    • Onderzoek naar geschikte locaties waar eventueel herstel van Lanice aggregaties en de geassocieerde langlevende fauna zou kunnen plaatsvinden.

    • Opstarten van een monitoringproject om na te gaan of natuurlijk herstel van de Lanice aggregaties én de geassocieerde fauna plaatsvindt. Een goede T0 monitoring is hierbij essentieel.

    • Nagaan of er nood is aan actief herstel om de Lanice aggregaties en/of de geassocieerde fauna een duwtje in de rug te geven. Als zou blijken dat actief herstel nodig is, moet er worden nagegaan of Lanice in het labo opgekweekt kan worden en/of milieubevorderende maatregelen, zoals het uitzetten van geschikt substraat, noodzakelijk zijn.

  3. Opwaarderen van de Lanice aggregaties en de daarmee samenhangende langlevende fauna > actief herstel

    • Afhankelijk van de resultaten uit het voorbereidend onderzoek (zie tussendoelstelling 2.) worden indien nodig herstelmaatregelen en/ of milieubevorderende maatregelen toegepast.

  4. Sensibiliseren van de stakeholders en het grote publiek over het belang van mature Lanice aggregaties.

Uitvoering

Er is zeer weinig bekend over de factoren die bijdragen aan de succesvolle ontwikkeling van mature Lanice conchilega aggregaties. Het is wel gekend dat Lanice zich bij voorkeur vestigt in de nabijheid van volwassen soortgenoten (zie bibliografie). De opstart van een weldoordacht monitoringsprogramma om de evolutie van de Lanice aggregaties op te volgen na het uitsluiten van bodemberoering is cruciaal en kan uitsluitsel geven over de noodzaak voor bijkomende maatregelen ter bevordering van natuurherstel.