Persistente Organische Polluenten of POP’s zijn in het algemeen heel stabiel en blijven lang in ons leefmilieu aanwezig. Ook is er vaak bioaccumulatie, d.w.z. ze stapelen zich gedurende ons leven verder op in ons lichaam, en biomagnificatie of –versterking doorheen de voedselketen, zo bevatten roofvissen doorgaans hogere gehaltes dan kleine visjes die plankton eten.

De best bekende voorbeelden zijn dioxines en PCB’s. Er zijn ook andere POP’s zoals gebromeerde vlamvertragers, PFAS en organotin.

 

Dioxines en PCB’s

Dioxines worden gevormd tijdens de verbranding van organische producten. Bij gecontroleerde verbranding in een verbrandingsoven kan vervuiling van de lucht en omgeving worden vermeden. PCB’s (polychloorbifenyl) mogen sinds lange tijd niet meer worden gebruikt maar komen nog altijd in gronden, rivieren en zeeën voor. Op die manier komen ze ook in de voedselketen terecht, bijvoorbeeld in visserijproducten.

Dioxines en PCB’s stapelen zich op in het vetweefsel van dieren en mensen en komen bijgevolg minder voor in plantaardige producten. Ze gaan ook over naar melk en eieren. Vervuilde dierenvoeding is ook een mogelijke contaminatiebron.

De gezondheidseffecten van dioxines vertonen zich ter hoogte van het afweersysteem en de voortplanting. Ze kunnen ook afwijkingen bij de foetus veroorzaken, hebben hormoonverstorende effecten en zijn kankerverwekkend.

De PCB’s kunnen worden onderverdeeld in 2 groepen: één groep van 12 PCB’s die dezelfde gezondheidseffecten veroorzaken als dioxines, deze worden dioxineachtige PCB’s of DL-PCB’s genoemd. Dan is er nog een grote groep van niet-dioxineachtige PCB’s (NDL-PCB’s). Deze zouden effecten kunnen hebben op de schildklier, de lever en de hersenen en ook op de voortplanting, de ontwikkeling en het afweersysteem bij blootstelling van de foetus in de baarmoeder. De PCB’s in deze groep hebben niet noodzakelijk allemaal dezelfde effecten. In voeding worden 6 indicator- of voorbeeldstoffen uit de grote groep van NDL-PCB’s gemeten en gereglementeerd.

Voor dioxines en DL-PCB’s bestaan er naast de wettelijke maximumgehaltes ook Europese actiedrempels als een vroege waarschuwingstool. Bij overschrijding van dergelijk gehalte beveelt de Europese Commissie aan om al proactief onderzoek op te starten naar de bron van de vervuiling en maatregelen te nemen om deze bron te beperken of uit te schakelen.

Er bestaan uiteraard ook maximumgehaltes en actiedrempels voor dierenvoeding.

Deze grote aandacht voor dioxinen en pcb's heeft niet alleen geleid tot een vermindering van hun gehalte in het milieu maar ook in melk en vlees. Een Belgische studie uit 2008 toonde bijgevolg aan dat de inname van dioxines in België gedaald is. De EFSA heeft op haar beurt in 2012 ook een daling vastgesteld van de blootstelling van de Europeanen aan dioxinen en pcb's. Inmiddels heeft de EFSA in 2018 een nieuw wetenschappelijk advies gepubliceerd over de risico’s voor de gezondheid van mens en dier die voortvloeien uit de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige pcb’s in diervoeders en levensmiddelen. De EFSA heeft voor de som van dioxinen en dioxineachtige pcb’s een toelaatbare wekelijkse inname (TWI) van 2 pg TEQ (toxische equivalentie)/kg lichaamsgewicht/week vastgesteld. Dat is zeven keer lager dan de toelaatbare wekelijkse inname vastgesteld in 2001. Schattingen van de chronische blootstelling van de mens aan dioxinen en dioxineachtige pcb’s via de voeding wijzen op een aanzienlijke overschrijding van de toelaatbare wekelijkse inname voor populaties van alle leeftijdsgroepen. Dit geeft aanleiding tot bezorgdheid m.b.t. de gezondheid. In haar wetenschappelijk advies raadde EFSA aan de huidige WHO2005-TEF’s (toxische-equivalentiefactoren) opnieuw te beoordelen teneinde rekening te houden met nieuwe in-vivo- en in-vitrogegevens. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) herziet momenteel de WHO2005-TEF-waarden, en zal daarmee naar verwachting in 2023 klaar zijn.

In afwachting van de voltooiing van die herziening en met het oog op een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid in tussentijd, gelden sinds 1 januari 2023 de normen van de  Verordening (EU) 2022/2002 . Er worden nieuwe maximumgehalten voor dioxinen en voor dioxineachtige pcb’s vastgesteld voor vlees en vleesproducten van geiten, paarden, konijnen, wilde zwijnen en evers, vederwild en herten, en lever van geiten, paarden en vederwild. De maximumgehalten voor dioxinen en voor dioxineachtige pcb’s voor kippeneieren worden uitgebreid tot alle eieren van pluimvee, met uitzondering van ganzeneieren, en de maximumgehalten voor melk en zuivelproducten worden verlaagd.  Vele normen voor dioxines en dioxineachtige PCB’s die al langer bestonden, blijven van kracht: vlees en vleesproducten van runderen, schapen, pluimvee en varkens, vis en visserijproducten, lever van runderen, schapen, pluimvee en varkens, eieren, oliën en vetten (visolie, visleverolie en oliën van andere mariene organismen, vet van runderen, schapen, varkens en pluimvee, gemengde dierlijke vetten en plantaardige oliën en vetten), en tot slot levensmiddelen voor zuigelingen en peuters. Er zijn ook reeds lang normen voor niet-dioxineachtige PCB’s (NDL-PCB’s) van kracht. Alles is terug te vinden in de verordening  2023/915 betreffende maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1881/2006.

Gebromeerde vlamvertragers

Gebromeerde vlamvertragers zijn door de mens geproduceerde stoffen die worden gebruikt om de brandveiligheid van producten zoals textiel, meubels, plastics en elektrische toestellen (bv. TV) te verhogen die broom bevatten. Er bestaan verschillende soorten naargelang hun chemische structuur, bv. PBDE’s of polygebromeerde difenylethers, TBBPA of tetrabroombisfenol A. Het gebruik van deze producten valt onder leefmilieuwetgeving.  Dit heeft als gevolg dat het gebruik van deze producten wordt verboden of beperkt door de Europese leefmilieuwetgeving of sommige internationale verdragen.

Door hun wijdverspreid gebruik zijn ze in de natuur, in huis- en autostof en ook in voeding terug te vinden. Voor gebromeerde vlamvertagers bestaan momenteel geen maximumgehaltes voor voeding. De Europese Autoriteit voor de Voedselveiligheid EFSA oordeelde dat doorgaans de doorsneeconsument momenteel geen risico loopt op basis van de bestaande data (EFSA). De gehaltes aan gebromeerde vlamvertragers in voeding worden in de EU bijgevolg verder onderzocht en gemeten naar aanleiding van de “Aanbeveling van de Commissie van 3 maart 2014 betreffende de monitoring van sporen van gebromeerde vlamvertragers in levensmiddelen”.  Ook in België loopt hierrond een onderzoeksproject.

 

PFAS 

Perfluoralkylverbindingen, ook bekend als PFAS, zijn een grote familie synthetische chemische stoffen die op grote schaal worden gebruikt voor de vervaardiging van diverse soorten alledaagse artikelen, zoals sommige textielsoorten, kookgerei met antiaanbaklaag en blusschuimen, vanwege hun hittebestendige, oppervlakteactieve, water- en vetafstotende eigenschappen.
Deze stoffen kwamen onder de aandacht van het publiek nadat hoge verontreinigingsniveaus waren aangetroffen in de gebieden rond het terrein van het Amerikaanse chemiebedrijf 3M in Zwijndrecht. Het bedrijf produceerde PFOS (perfluoroctaansulfonaat, een soort PFAS) van 1976 tot 2002.

PFAS bevatten koolstof-fluorverbindingen, die tot de sterkste chemische verbindingen in de organische chemie behoren, waardoor ze bestand zijn tegen afbraak. Het wijdverbreide gebruik van PFAS in tal van commerciële en industriële toepassingen heeft, in combinatie met hun persistentie, geleid tot een wijdverbreide milieuverontreiniging. De inname van voedsel dat verontreinigd is met deze stoffen, vormt de belangrijkste bron van blootstelling van de bevolking aan PFAS.

In 2020 heeft de EFSA de resultaten gepubliceerd van de risicobeoordeling van de aanwezigheid van PFAS in levensmiddelen voor de menselijke gezondheid. De risicobeoordeling van de EFSA was toegespitst op de som van de volgende vier PFAS: perfluoroctaanzuur (PFOA), perfluoroctaansulfonaat (PFOS), perfluorononaanzuur (PFNA) en perfluorhexaansulfonzuur (PFHxS). Deze vier stoffen zijn goed voor ongeveer de helft van de blootstelling aan de ondergrens (lower bound, LB) van de PFAS waarvoor gegevens over het gehalte in levensmiddelen beschikbaar waren. De EFSA wijst erop dat PFAS nadelige effecten kunnen hebben op het serumcholesterolgehalte, de lever en het immuunsysteem, en het geboortegewicht kunnen beïnvloeden. De EFSA heeft een veiligheidsdrempel vastgesteld, namelijk een toelaatbare wekelijkse inname (TWI) voor de som van deze vier PFAS van 4,4 nanogram per kilogram lichaamsgewicht. De EFSA identificeerde een effect op het immuunsysteem als kritisch effect waarop de TWI gebaseerd is. Deze TWI beschermt ook voor alle andere effecten. De EFSA concludeerde dat de blootstelling van een deel van de Europese bevolking aan deze stoffen hoger is dan de TWI, wat zorgwekkend is.

Er werden maximumgehalten vastgesteld in Verordening 2023/915  betreffende maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1881/2006. Het gaat om de volgende levensmiddelencategorieën: eieren, vis, schaaldieren, tweekleppige weekdieren, vlees (wild, schapenvlees, rundvlees, varkensvlees en gevogelte) en eetbaar slachtafval. Voor elk product zijn 5 maximumgehalten vastgesteld: 4 afzonderlijke (PFOS, PFNA, PFOA, PFHxS) en 1 voor de som van deze vier PFAS (zie bijlage). Producten met PFAS-gehalten die de maximumgehalten overschrijden, mogen niet in de handel worden gebracht, noch als zodanig, noch na vermenging met andere levensmiddelen, noch als ingrediënten in andere levensmiddelen.

De PFAS-gehalten in voeding worden bijgevolg verder onderzocht en gemeten in overeenstemming met de Aanbeveling (EU) 2022/1431 van de Commissie van 24 augustus 2022 betreffende de monitoring van perfluoralkylstoffen in levensmiddelen. Ook in België loopt hierrond een onderzoeksproject. Dit moet het mogelijk maken nieuwe analytische gegevens te genereren om het gebrek aan gegevens over de vier bovengenoemde PFAS aan te vullen voor verschillende andere levensmiddelencategorieën, gegevens over andere PFAS te verkrijgen en daarvoor gevoelige analysemethoden te ontwikkelen die momenteel voor de meeste laboratoria nog niet haalbaar zijn. Deze gegevens zullen worden gebruikt voor de ontwikkeling van verdere maximumgehalten in de EU-wetgeving, ter bescherming van de consument.
 

Organotin

De voornaamste organotin verbindingen zijn TBT (tributyl tin) en TPT (trifenyl tin), die o.a. werden gebruikt als houtbeschermingsmiddel, als “antifouling” verf voor boten (d.i. verf die beschermt tegen aangroei van schelpdieren, wieren en slijm) en als pesticide. Het gebruik van deze producten is ondertussen verboden.

Organotinverbindingen kunnen accumuleren in vissen en andere aquatische organismen.  De meest toxische organotinverbindingen zijn TBT, DBT (dibutyl tin) en TPT. Het meest gevoelige toxiciteitseffect is een effect op het afweersysteem. Van TBT en TPT wordt ook vermoed dat het hormoonverstoorders zijn. EFSA heeft de inname voor deze stoffen beoordeeld in 2004  en 2005 en kwam tot de conclusie dat de innames voor de algemene bevolking en grote visconsumenten onder de gezondheidsrichtwaarde liggen. Er zijn dan ook geen maximumgehaltes voor voeding.

 

Meer informatie