Een aantal sectoren hebben niet gewacht op de goedkeuring van het Protocol van Nagoya en hebben de laatste tien jaar op vrijwillige basis gedragscodes en gestandaardiseerde procedures inzake de toegang en de verdeling van de voordelen ingevoerd. Ziehier twee voorbeelden.

The International Plant Exchange Network (IPEN)

IPEN is een wereldwijd netwerk van botanische tuinen. De leden hebben een gemeenschappelijk beleid (gedragscode) inzake de toegang en de verdeling van de voordelen goedgekeurd. Dit beleid dekt de volgende aspecten :

• de overdracht van levend plantmateriaal van het land van oorsprong naar de botanische tuin,
• De uitwisseling van plantmateriaal tussen de botanische tuinen die lid zijn van het netwerk,
• Het niet geldelijk delen van de voordelen die voortvloeien uit het niet commerciële gebruik (fundamenteel onderzoek). Dit omvat acties zoals de overdracht van kennis, technische ondersteuning, gezamenlijke publicaties,…

De overdracht en de uitwisseling van plantmateriaal binnen het IPEN geldt enkel voor niet commerciële doeleinden. Wanneer er commerciële doelstellingen mee gemoeid zijn, zijn specifieke overeenkomsten tussen de landen van oorsprong en de gebruikers verplicht. Ook wanneer bij de uitwisselingen instellingen betrokken zijn die niet aangesloten zijn bij het netwerk, bepaalt de gedragscode dat er gebruik moet worden gemaakt van een standaardovereenkomst inzake materiaaloverdracht (Standard Material Transfer Agreement, SMTA).

Via deze gedragscode, wordt de uitwisseling van plantmateriaal tussen de leden van het netwerk vergemakkelijkt en deze laatste verbinden zich ertoe de clausules van het BDV en van CITES na te leven. Een dergelijk transparant en vanuit administratief oogpunt vrij eenvoudig systeem, streeft er in de eerste plaats naar een vertrouwensklimaat te creëren met de landen van oorsprong om aldus de toegang tot de genetische rijkdommen in die landen te vergemakkelijken.

Micro-Organisms Sustainable use and Access regulation International Code of Conduct (MOSAICC)

MOSAICC is een vrijwillige gedragscode voor de verzamelingen van micro-organismen en is het resultaat van een project dat voor het eerst werd opgestart in 1997 door BCCM (Belgian Coordinated Collections of Micro-Organisms). Het is bedoeld om de toegang tot de microbiële genetische rijkdommen te vergemakkelijken, in overeenstemming met de verplichtingen van het BDV en de andere nationale en internationale reglementeringen die van toepassing zijn. Het garandeert tevens de materiaaloverdracht in het kader van specifieke overeenkomsten tussen partners.

Deze tweevoudige doelstelling wordt gerealiseerd aan de hand van twee basisbeginselen :
• De oorsprong in-situ van de microbiële genetische rijkdommen wordt vastgesteld door middel van een PIC procedure (Prior Informed Consent, Voorafgaande geïnformeerde toestemming) die de vergunning tot bemonstering omvat. De oorsprong van de micro-organismen in-situ wordt steeds vermeld bij de overdracht aan andere partners.
• De overdracht van microbiële genetische rijkdommen wordt opgevolgd en gebeurt systematisch in het kader van een overeenkomst inzake materiaaloverdracht gesloten tussen de leverancier en de gebruiker