Artikel 6 van de wet betreffende de productnormen van 21 december 1998 voorziet in de mogelijkheid om sectorale akkoorden af te sluiten. Die akkoorden worden gesloten tussen de minister(in casu de federale minister belast met leefmilieu) en een of meerdere beroepssectoren teneinde het op de markt brengen van producten te regelen.

Sectorale akkoorden bieden, in tegenstelling tot klassieke wetteksten, een grote flexibiliteit en bieden de beoogde sectoren de mogelijkheid om met de federale overheid te onderhandelen over hun toekomstige verbintenissen.

Het gebruik van sectorale akkoorden als beleidsinstrument is vrij nieuw op federaal niveau.

Die akkoorden worden gesloten voor maximaal tien jaar. Ze bevatten goed omlijnde (al dan niet kwantitatieve) doelstellingen en preciseren de praktische regels die vastgelegd zijn om o.a. na te gaan of men zich houdt aan het akkoord.

In 2011 werden twee sectorale akkoorden ondertekend.

Het eerste akkoord heeft betrekking op het op de markt brengen van duurzaam hout. De bedoeling ervan is dat er meer producten te koop zouden worden aangeboden die voldoen aan de criteria voor duurzaam hout die uitgewerkt zijn door de FSC- en PEFC-labels.

Het tweede akkoord heeft betrekking op detergenten. Het is vooral bedoeld om het aanbod van detergenten die voldoen aan strikte milieucriteria (criteria van het Europese ecolabel en criteria voor de concentratie van producten) te vergroten en te diversifiëren.