Biobrandstoffen zijn brandstoffen geproduceerd op basis van plantaardige grondstoffen of gewonnen uit levende organismen (vandaar het prefix « bio »). Zij verschillen dus totaal van de « fossiele » brandstoffen die ontstaan na een langdurig afbraakproces van vele duizenden jaren. De ontwikkeling en het gebruik van deze nieuwe brandstoffen bieden vele voordelen zowel op economisch als op milieuvlak.

Voordelen en milieu-impact van biobrandstoffen

Biobrandstoffen bieden, in theorie, het voordeel dat ze de uitstoot van koolstofdioxide (CO2) niet doen toenemen. De CO2 die vrijkomt tijdens hun gebruik werd immers eerder door de plantaardige bron uit de lucht gehaald tijdens het groeiproces. Biobrandstoffen vormen dus geen nieuwe CO2-moleculen zoals fossiele brandstoffen.

De teelt en de verwerking van deze plantaardige grondstoffen veroorzaakt echter ook een impact op het milieu:

• uitstoot van CO2 tijdens het telen, verwerken en vervoeren,
• CO2–uitstoot en verlies aan biodiversiteit door de creatie van nieuwe teeltgronden,
• uitstoot van verontreinigende stoffen door deze activiteiten, het gebruik van meststoffen,
• concurrentie met voedingsgewassen.

De verschillende biobrandstoffen

Net zoals er verschillende soorten fossiele brandstoffen bestaan, bestaan er ook meerdere soorten biobrandstoffen. Om deze te kunnen gebruiken in zuivere toestand, zijn in het algemeen voor dit doel aangepaste of speciaal ontworpen motoren vereist. Daarom worden ze momenteel gebruikt voor motoren waarin ze kunnen worden vermengd met fossiele brandstoffen.
De vier biobrandstoffen die het meest bekend zijn en momenteel in Europa geproduceerd worden, zijn:

1. Bio-ethanol wordt gewonnen uit biomassa en/of uit de biologisch afbreekbare fractie van afvalstoffen gebruikt als biobrandstof. De planten die vandaag de dag het meest worden gebruikt zijn suikerbiet en graangewassen (tarwe, gerst…).

2. Bio-ETBE (ethyl-tertiair-butylether) is een zuurstofverbinding die verkregen wordt door de reactie van quasi gelijke hoeveelheden ethanol en isobuteen. Dit product geniet de voorkeur van de olieproducenten. ETBE heeft het voordeel dat het probleemloos kan worden vermengd met benzine, dat het op eender welk ogenblik daaraan kan worden toegevoegd en dat het zonder bijzondere voorzorgsmaatregelen samen kan worden getransporteerd. Het wordt doorgaans gebruikt om het octaangehalte van benzine te verhogen.

3. Pure plantaardige olie wordt door persing, extractie of andere vermalingsprocedés (reduceren van een vaste stof in deeltjes of in pasta door die te pletten) gewonnen uit oliehoudende planten zoals koolzaad.

4. Biodiesel (= FAME fatty acid methyl ester of methylvetzuren) bestaat uit methylesters van plantaardige olie (MEPO). Deze verbindingen worden verkregen door pure plantaardige olie (met name koolzaad-, zonnebloem- of sojaolie) te laten reageren met methanol. Door 90 eenheden olie te verbinden met 10 eenheden methanol verkrijgt men 90 eenheden MEPO en 10 eenheden glycerol (bijproducten die gebruikt worden in de chemische industrie en de voedingsmiddelenindustrie).

Biobrandstoffen: oplossing of probleem?
 
Biobrandstoffen worden tegelijkertijd voorgesteld als een oplossing en als een milieuprobleem. Om de theoretische interesse van biobrandstoffen te bevestigen, moet hun productie voldoen aan een aantal voorwaarden.
 
• Bij de productie van de plantaardige grondstoffen moeten negatieve gevolgen voor het milieu worden beperkt.

Met dat doel heeft Europa duurzaamheidscriteria bepaald in de wetgeving (richtlijn 2009/28/EG):

 in vergelijking met de fossiele brandstoffen moeten biobrandstoffen een CO2-reductie teweegbrengen die hoger is dan een bepaald vastgelegd percentage;

 de gebieden waar de plantaardige grondstoffen worden gewonnen moeten voldoen aan strikte regels (op milieu- en op sociaal vlak).

Concurrentie met voedingsgewassen moet ook worden vermeden. Deze concurrentie roept enerzijds een ethische vraag op, gelinkt aan het gebruik van landbouwproductie voor energie in plaats van voedsel. Anderzijds kan deze concurrentie tot een prijsstijging van landbouwproducten bestemd voor voedsel bijdragen, naast de stijgende vraag (onder meer in de opkomende landen) en ongunstige weersomstandigheden.

• De verwerking tot biobrandstof moet zo efficiënt mogelijk gebeuren.

Er zijn 2 generaties biobrandstoffen. Ze onderscheiden zich van elkaar door hun rendement:

 de eerste generatie maakt enkel gebruik van bepaalde delen van de geteelde gewassen (graankorrels, wortels,..) en produceren dus afval;

 de tweede generatie maakt gebruik van alle delen van de gewassen. Ook het plantafval wordt dus benut.

Bovendien kan de productie van grondstof per hectare (= het rendement) variëren, afhankelijk van de geteelde gewassen.

Anderzijds kunnen biobrandstoffen onze energieafhankelijkheid verminderen. De producenten van plantaardige grondstoffen zijn niet noodzakelijk dezelfde als de producenten van aardolie. Ze vormen ook een nieuwe afzetmarkt voor de landbouwsector en maken het mogelijk om, via teeltwisseling, de uitputting van de bodem te beperken.

In België moeten producenten en invoerders van biobrandstoffen elk lot dat ze op de markt brengen, registreren in een databank vooraleer ze te verhandelen aan hun klanten.