Het Biodiversiteitsverdrag

Het Biodiversiteitsverdrag (BDV) bevat verschillende verplichtingen met betrekking tot de walvisachtigen. De Lidstaten moeten regels opstellen om de instandhouding en het duurzaam beheer van de biodiversiteit te garanderen. Ze moeten ook maatregelen nemen inzake identificatie en monitoring en beschermde zones afbakenen ter bescherming van de soorten en de ecosystemen. Het BDV reikt een bindend globaal juridisch kader aan maar blijft algemeen: de concrete maatregelen die moeten worden genomen ter uitvoering van het BDV betreffende de instandhouding en het gebruik van de soorten of ecosystemen worden bepaald in andere globale of regionale verdragen (CITES, CMS, Natura 2000, …).

CITES

CITES reglementeert de internationale handel in bedreigde soorten. Wat de walvisachtigen betreft, heeft de handel betrekking op het vlees van de gedode dieren, de bijproducten (dierlijk meel), de tanden (bijvoorbeeld: de tanden van de potvis en de hoorn van de narwal), levende dieren, …

Alle soorten walvisachtigen zijn vermeld in de Bijlagen van het CITES-verdrag. De meest bedreigde (23 van de 85 soorten) zijn vermeld in Bijlage 1. Deze bijlage handelt onder meer over walvissen en zoetwaterdolfijnen. Het gebruik voor commerciële doeleinden van deze soorten is verboden. Alle andere soorten walvisachtigen zijn opgenomen in Bijlage 2, wat betekent dat het gebruik ervan voor commerciële doeleinden onderworpen is aan strikte voorwaarden. Er moet echter worden opgemerkt dat de belangrijkste landen die jacht maken op walvissen een voorbehoud hebben geformuleerd over het merendeel van de soorten die zijn opgenomen in de bijlagen 1 en 2, wat hen toelaat walvisvlees via de havens van de Europese Unie in te voeren, uit te voeren en door te voeren is.

Aangezien alle soorten beschermd zijn door CITES, is het belangrijk dat de toeristen dit weten voor ze overwegen om een product afkomstig van walvisachtigen te kopen (vlees dat wordt verkocht op de luchthaven, bewerkte tanden of beenderen, …).

Het verdrag inzake de instandhouding van migrerende soorten

Het verdrag inzake de instandhouding van migrerende, in het wild levende soorten (CMS) handelt over soorten walvisachtigen waaronder deze die in gevaar zijn (deze soorten zijn expliciet opgenomen in de bijlagen bij het verdrag). Bijlage 1 lijst de soorten op waarop niet mag worden gejaagd en Bijlage 2 lijst de soorten op waarvoor meer specifieke regionale akkoorden gunstig zouden zijn voor hun instandhouding. Van deze bestaande akkoorden handelen enkele over walvisachtigen, zoals bijvoorbeeld ASCOBANS en ACCOBAMS.

Het is belangrijk om erop te wijzen dat Japan en IJsland (twee landen die jagen op walvissen) geen verdragsluitende partijen bij de CMS zijn. Wat betreft de soorten waarvoor een jachtverbod geldt, heeft Noorwegen uitzonderingen ingevoerd en mag het daar dus wettelijk op jagen. We willen er ook op wijzen dat de CMS noch op Groenland, noch op de Faeröereilanden (onder Deense soevereiniteit) van toepassing is.

In 2000 werd de laatste hand gelegd aan een ‘memorandum of understanding’ tussen de IWC en het secretariaat van de CMS.

ASCOBANS

ACCOBAMS handelt enkel over de kleine walvisachtigen in de Noordzee en de Oostzee. Er bestaat een wetenschappelijke samenwerking tussen ASCOBANS en de IWC, onder meer op het vlak van de incidentele vangsten, de chemische verontreiniging en de bruinvis. Het instandhoudingscomité van de IWC en diens werkgroep over aanvaringen met schepen verwijzen in dit opzicht eveneens naar het programma van ASCOBANS.

ACCOBAMS

ACCOBAMS verzekert de instandhouding van alle walvisachtigen in de Middellandse en de Zwarte Zee. Dit verklaart de verregaande samenwerking tussen de IWC en ACCOBAMS en het nemen van beschermingsmaatregelen als reactie op de bedreigingen voor de grote walvisachtigen in de regio. De samenwerking gebeurt via workshops, evaluaties, onderzoek en monitoring en handelt onder meer over aanvaringen met schepen en de instandhouding van de vinvis.

Het samenwerkingsakkoord inzake onderzoek, instandhouding en beheer van de zeezoogdieren in de Noord-Atlantische Oceaan

Dit akkoord zorgde in 1992 voor de oprichting van de NAMMCO (de Commissie voor de zeezoogdieren in het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan), naar aanleiding van het misnoegen bij de landen die op walvisachtigen jagen wegens de anti-jachthouding van de IWC. België is geen lid van de NAMMCO, bevoegd voor het reglementeren van de jacht op kleine walvisachtigen in die zone en voor het opzetten van verschillende onderzoeksprogramma’s. De NAMMCO groepeert momenteel IJsland, Noorwegen, Groenland en de Faeröereilanden (allemaal landen die op walvisachtigen jagen).

De Habitatrichtlijn

Op Europees niveau zijn walvisachtigen beschermd door de Habitatrichtlijn die hun instandhouding garandeert en de jacht erop verbiedt.