Dichloordifenyltrichloorethaan (DDT) is een pesticide dat z’n gloriejaren kende tussen 1940 en 1970. Het werd toen gebruikt om mensen (soldaten tijdens de Tweede Wereldoorlog of Afrikaanse boeren... vandaag nog) te beschermen tegen ziektes die door muggen worden overgedragen, zoals bijvoorbeeld malaria (paludisme). Het giftige DDT was verantwoordelijk voor ecologische rampen zoals het verdwijnen van bepaalde diersoorten, waaronder de Amerikaanse zeearend en andere roofvogels. Het WGO-rapport van 2011 over malaria geeft aan dat, ondanks de vooruitgang die werd geboekt in de strijd tegen deze ziekte, het aantal mensen dat er in 2010 aan overleed wordt geschat op 655.000.
Om die reden laat de internationale gemeenschap, op basis van het Verdrag van Stockholm, enkel nog toe dat er DDT wordt geproduceerd en gebruikt als er lokaal geen veilige, doeltreffende en betaalbare alternatieven beschikbaar zijn.
Het gebruik van DDT wordt echter strikt opgevolgd en geregistreerd. De internationale gemeenschap gaat om de drie jaar na of het gebruik nog absoluut noodzakelijk is, in functie van de wetenschappelijke vooruitgang en toegang tot alternatieven.
De Global Alliance for the development and deployment of products, methods and strategies as alternatives to DDT for disease vector control werd opgericht in 2009. Vandaag wordt DDT nog steeds gebruikt in een twintigtal landen om malaria te bestrijden, terwijl vele andere landen, waaronder België, het gebruik ervan sinds de jaren ‘70 hebben verboden.