Als u soorten koopt die beschermd zijn door CITES, moet u controleren of het specimen is geïdentificeerd en of de identificatie overeenkomt met deze op de documenten die u ontvangt.
Voor sommige soorten is identificatie verplicht. Voor planten is geen identificatie nodig. Voor dieren hangt deze verplichting af van het type dier en de status van de soort.
Op deze pagina
- De Bijlagen van CITES samengevat
- Is identificatie verplicht?
- De verschillende soorten identificatie
- Vogels
- Zoogdieren
- Reptielen
- Amfibieën
- Vissen
- Aanvullende informatie
De Bijlagen van CITES samengevat
Op internationaal niveau bestaat CITES uit drie Bijlagen (Bijlage I, II en III) waarin planten- en diersoorten worden opgelijst volgens het noodzakelijke niveau van bescherming . Op Europees niveau heeft de Europese Unie (EU) specifieke verordeningen aangenomen om de bepalingen van CITES op dezelfde manier te implementeren in alle lidstaten. De EU is voor bepaalde aspecten strenger en ambitieuzer en heeft daarom onder andere de CITES-Bijlagen (op internationaal niveau) omgezet in EU-Bijlagen.
De Bijlagen spelen een cruciale rol bij het reguleren van de handel in soorten die beschermd worden door CITES, omdat ze aangeven welke CITES-documenten vereist zijn. Net als de Overeenkomst beschermt de EU niet alleen levende dieren en planten, maar ook dode dieren en planten en hun delen en producten.
Samengevat heeft de Europese Verordening (EG) nr. 338/97 vier Bijlagen:
- Bijlage A: omvat alle dier- en plantensoorten die met uitsterven worden bedreigd en waarvan de handel schadelijk kan zijn voor hun voortbestaan. Deze soorten genieten de hoogste bescherming en handel in specimens afkomstig uit het wild is verboden.
Er is een Europees certificaat vereist voor alle commerciële activiteiten binnen de Europese Unie. - Bijlage B: omvat alle dier- en plantensoorten die niet direct bedreigd zijn, maar dat wel kunnen worden als hun handel niet gereguleerd wordt.
Een bewijs van wettelijke oorsprong is vereist voor elk type commerciële activiteit binnen de Europese Unie, bijvoorbeeld een gedetailleerde factuur, een overdrachtsverklaring, enz. die alle informatie bevat over de oorsprong, identificatie en transactie.
Gebruik bij voorkeur het EU-model van overdrachtsverklaring. - Bijlage C: omvat soorten die beschermd zijn in landen die de medewerking van andere CITES-partijen nodig hebben om de handel erin te controleren.
Binnen de Europese Unie zijn geen documenten vereist, maar we raden u aan een bewijs van wettelijke oorsprong te gebruiken om aan te tonen dat u het specimen legaal hebt verkregen. - Bijlage D: omvat soorten die niet beschermd worden door CITES, maar waarvoor de EU de importstroom naar de verschillende EU-lidstaten wil monitoren. Op deze manier is er meer kennis over deze handelsstromen en kan er bekeken worden of een bijkomende bescherming nodig is.
Binnen de Europese Unie zijn geen documenten vereist, maar we raden u aan een bewijs van wettelijke oorsprong te gebruiken om aan te tonen dat u het specimen legaal hebt verkregen.
Meer weten over EU-regelgeving?
Raadpleeg dan de pagina CITES in de Europese Unie.
Is identificatie verplicht?
De identificatievereiste hangt af van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 338/97 waarin de soort is opgenomen.
Bijlage A
Alle in Bijlage A vermelde soorten die het voorwerp uitmaken van commerciële activiteiten (aankoop, verkoop, kweek, enz.) moeten een uniek en permanent merkteken krijgen overeenkomstig artikel 66 van de Europese Verordening (EG) nr. 865/2006.
U moet deze informatie bij uw aanvraag voor een Europees certificaat voegen, zodat er een expliciet verband is tussen het certificaat en het specimen.
De identificatie moet ook worden vermeld op het Europese certificaat.
Het is niet verplicht om in gevangenschap geboren vogels opgenomen op Bijlage A te identificeren waarvoor geen Europees certificaat vereist is. Raadpleeg de lijst van veelgekweekte soorten om na te gaan om welke soorten het gaat.
Bijlagen B, C en D
Het is niet verplicht om de soorten in Bijlagen B, C en D te identificeren.
We moedigen u echter aan om dit toch te doen om een optimale traceerbaarheid van het specimen door de hele handelsketen te garanderen. Deze identificatie kan ook worden vermeld op een overdrachtsverklaring.
De verschillende soorten identificatie
Gesloten ring
Dit is een volledig gesloten, naadloze ring met een uniek, permanent merkteken, die wordt aangebracht op vogels in de eerste paar dagen van hun leven. Deze ring kan niet meer van de vogel verwijderd worden wanneer de poot van de vogel zijn definitieve omvang heeft bereikt,
Bent u een kweker?
Gebruik
- ringen met een diameter die geschikt is voor de soort. De diameter houdt rekening met de grootte van de poot van de vogel en zorgt voor een comfortabele en stevige pasvorm. De diameter van een ring voor een grijze roodstaartpapegaai is bijvoorbeeld 10,0 mm.
- ringen met een uniek nummer met het geboortejaar van de jonge vogels.
Bestel uw ringen op tijd bij een van de Belgische ornithologische verenigingen. Deze kunnen u ook helpen om de juiste ring te kiezen.
Identificatiegegevens
In België bevat een uniek en permanent merkteken de volgende gegevens:
- code van de ornithologische vereniging;
- nummer van de kweker;
- binnendiameter (voorbeeld: 10,0);
- het geboortejaar van het nakweekdier;
- serienummer.
Gewestelijke wetgeving
U kan zich best ook informeren bij de diensten van uw gewest over inheemse Europese vogelsoorten, die ook correct moeten worden geïdentificeerd met een gesloten ring, in overeenstemming met de gewestelijke wetgeving.
Wanneer u gesloten ringen aanvraagt met een uniek en permanent merkteken, mag u deze nooit aan iemand anders geven of verkopen.
Open ring
Een open ring kan op elk moment om de poot van een vogel worden geplaatst en kan dus ook op elk moment worden verwijderd. Deze markeringsmethode wordt niet erkend door de Europese regelgeving voor vogels.
Microchip
Een microchip is een transponder met een onveranderlijke chip die een specifiek nummer draagt en voldoet aan de ISO-normen 11784:1996 (E) en 11785:1996 (E). Het nummer op de huidige microchips bestaat uit een unieke code van 15 cijfers.
Een microchip wordt ingeplant door een dierenarts, rekening houdend met het welzijn en het natuurlijke gedrag van het levend dier in kwestie.
Zodra de chip is ingeplant, geeft de dierenarts u een identificatieattest per chip waarop het nummer van de chip staat die in uw specimen is ingeplant.
Afmetingen
Voor bepaalde soorten specimens die niet geïdentificeerd kunnen worden door middel van een gesloten ring of microchip, kan het vermelden van de afmetingen op het document de identificatie vergemakkelijken (bijv. gelooide huid, schedel, ivoren beeldje, enz.).
Dit kan ook het geval zijn voor levende dieren waarbij de fysieke of gedragskenmerken van het dier het onmogelijk maken om een microchip in te planten, bijvoorbeeld een schildpadsoort die zelfs als volwassen dier te klein is. In dat geval moet bij de aanvraag voor een certificaat voor de in Bijlage A genoemde soorten een door een dierenarts afgegeven document worden overgelegd waarin wordt bevestigd dat identificatie met behulp van een chip onmogelijk is. Certificaten die geen erkende identificatie zoals een chip of ring vermelden, zijn beperkt tot één transactie en voor elke transactie moet een nieuw certificaat worden aangevraagd.
Fotografische identificatie
Sommige landen in de Europese Unie gebruiken fotografische identificatie: foto's van het specimen worden aan het Europese certificaat gehecht als identificatiemethode. Deze foto's moeten altijd bij het certificaat worden gevoegd en moeten regelmatig aangevuld worden met recente foto’s om geldig te zijn.
Fotografische identificatie wordt niet gebruikt in België, maar Duitsland en verschillende andere EU-landen zoals Hongarije, Oostenrijk en Slovenië geven nog steeds Europese certificaten met foto-identificatie uit.
In dit geval kunt u een specimen met zo'n certificaat kopen door te controleren of de identificatiefoto overeenkomt met het specimen dat u koopt.
Er zijn echter beperkingen: het certificaat is alleen geldig als het vergezeld is van de identificatiefoto en het geldt alleen voor commerciële activiteiten tussen een persoon uit de lidstaat die het certificaat afgeeft en de eerste Belgische koper.
Als u het specimen op een later tijdstip wilt doorverkopen of doneren, moet u een nieuw Europees certificaat aanvragen bij onze dienst en het laten identificeren met een microchip.
Vogels
Bijlage A
Vogels vermeld in Bijlage A die in gevangenschap geboren en gefokt zijn, moeten verplicht geïdentificeerd worden door middel van een gesloten, naadloze ring met een uniek merkteken.
Het is niet verplicht om in gevangenschap geboren vogels te identificeren die op de lijst van veelgekweekte soorten staan.
In bepaalde uitzonderlijke omstandigheden kan een vogel een microchip krijgen als zijn fysieke of gedragskenmerken dat vereisen. In dat geval geeft de dierenarts die verantwoordelijk is voor het plaatsen van de microchip een attest af met de redenen voor de genomen maatregel. U moet het attest toevoegen aan uw aanvraag.
Als de vogel al een gesloten ring droeg en de dierenarts deze om medische redenen moest verwijderen, moet dit ook op het attest van de dierenarts worden vermeld, samen met het nummer van de ring die werd verwijderd en het nummer van de microchip die de ring vervangt. In dat geval moet u een nieuw Europees certificaat aanvragen met het chipnummer.
Heeft u jonge vogels van een kwekerij die geïdentificeerd zijn met een microchip in plaats van een gesloten pootring?
In dat geval is een DNA-analyse van alle jonge vogels en beide ouders of de oudergroep nodig om de afstamming te bewijzen. U kunt deze analyse aanvragen bij het laboratorium van uw keuze. U moet de resultaten van de DNA-analyse toevoegen aan uw aanvraag.
Inheemse Europese vogelsoorten moeten correct worden geïdentificeerd met een ring, in overeenstemming met de gewestelijke wetgeving. Informeer u bij de diensten van uw gewest.
Bijlagen B, C en D
Identificatie is niet verplicht voor soorten die zijn opgenomen in Bijlagen B, C en D, maar de bovenstaande informatie kan als leidraad worden gebruikt als u de identificatie van uw specimen wilt toevoegen aan uw overdrachtsdocument.
Zoogdieren
Bijlage A
Levende zoogdieren van Bijlage A moeten verplicht geïdentificeerd worden door middel van een microchip.
Dit geldt eveneens voor dode specimens. Als echter onder bepaalde omstandigheden het niet mogelijk is om een microchip te gebruiken, bijvoorbeeld een ivoren beeld, dan worden de afmetingen en/of een omschrijving van het specimen gebruikt als identificatiemiddel.
Voor zoogdierspecimens waarvan de afmetingen het type identificatie zijn (bv. schedel, skelet, enz.), mag alleen een certificaat worden afgegeven dat specifiek geldt voor één transactie. Dit betekent dat het Europees certificaat alleen kan worden overgedragen door de houder die op het certificaat staat vermeld en dat een nieuw Europees certificaat moet worden aangevraagd door de nieuwe eigenaar indien hij het specimen verder wilt verkopen. Dit zorgt voor een betere traceerbaarheid van het specimen.
Afmetingen te vermelden bij de code:
- Schedel (zonder hoorn): SKU: lengte x breedte x hoogte in cm
- Schedel (met hoorn): SKU (lengte x breedte x hoogte in cm) + HOR (lengte en afstand tussen de uiteinden van de hoorn ('tip to tip') in cm
- Skelet (gemonteerd): SKE: lengte x hoogte in cm
- Skelet (niet gemonteerd): SKE: totaal gewicht
- Huiden: SKI: lengte van kop tot staart in cm
- Klauwen: CLA: buitenste boog in mm, die de voor- en/of achterpoot + links of rechts aangeeft
- Beeldhouwwerk in bot: BOC: lengte x breedte x hoogte in cm, met gewicht
Bijlagen B, C en D
Identificatie is niet verplicht voor soorten die zijn opgenomen in Bijlagen B, C en D, maar de bovenstaande informatie kan als leidraad worden gebruikt als u een identificatie van uw specimen wilt toevoegen aan uw overdrachtsdocument.
Reptielen
Bijlage A
De in Bijlage A vermelde reptielen die in gevangenschap geboren en gefokt zijn, moeten verplicht geïdentificeerd worden door middel van een microchip.
Als het niet mogelijk is om een dier van een microchip te voorzien om redenen van dierenwelzijn of vanwege de fysieke of gedragskenmerken van het dier, worden de afmetingen gebruikt als identificatiemiddel. In dit geval geeft de dierenarts die verantwoordelijk is voor het plaatsen van de microchip een attest af met de redenen voor de genomen maatregel. U moet het attest toevoegen aan uw aanvraag alsook kleurenfoto’s van het dier.
Voor reptielen waarvan de afmetingen het type identificatie zijn (bv. een schildpadsoort die zelfs als volwassen schildpad klein is), mag alleen een certificaat worden afgegeven dat specifiek geldt voor de transactie. Dit betekent dat het Europees certificaat alleen kan worden overgedragen door de houder die op het certificaat staat vermeld en dat een nieuw Europees certificaat moet worden aangevraagd door de nieuwe eigenaar indien deze het specimen verder wilt verkopen.
Op te geven afmetingen voor hagedissen (bvb. Shinisaurus crocodilurus)
De meest gebruikte maat is de lengte van snuit tot cloaca. Hagedissen verliezen namelijk vaak delen van hun staart tijdens hun leven of gebruiken deze als verdedigingsmaatregel. In de meeste gevallen groeit de staart wel terug, maar is de geregenereerde staart korter. Daarom is het beter om de meting zonder staart uit te voeren.
Op te geven afmetingen voor schildpadden
De meest gebruikte afmeting is de lengte van het plastron (= buikschild), gecombineerd met het gewicht van de schildpad.
Op te geven afmetingen voor slangen en krokodillen
Gebruik de totale lengte (TL): de afstand gemeten in een rechte lijn van het puntje van de snuit tot het puntje van de staart.
Bijlagen B, C en D
Identificatie is niet verplicht voor soorten die zijn opgenomen in Bijlagen B, C en D, maar de bovenstaande informatie kan als leidraad worden gebruikt als u een identificatie van uw specimen wilt toevoegen aan uw overdrachtsdocument.
Amfibieën
Bijlage A
De in Bijlage A vermelde amfibieën (bv. kikkers en salamanders) die in gevangenschap geboren en gefokt zijn, moeten verplicht geïdentificeerd worden door middel van een microchip.
Als het niet mogelijk is om een dier van een microchip te voorzien om redenen van dierenwelzijn of vanwege de fysieke of gedragskenmerken van het dier, worden de afmetingen gebruikt als identificatiemiddel. In dit geval moet een attest van een dierenarts worden voorgelegd. Voor sommige amfibiesoorten (bvb. Neurergus kaiseri) zijn foto’s van het exemplaar in rugaanzicht en linker- en rechter zijaanzicht vereist. Deze foto’s worden niet fysiek aan het certificaat bevestigd.
Voor amfibieën waarvan de afmetingen het type identificatie zijn, mag alleen een certificaat worden afgegeven dat specifiek geldt voor de transactie. Dit betekent dat het Europees certificaat alleen kan worden overgedragen door de houder die op het certificaat staat vermeld en dat een nieuw Europees certificaat moet worden aangevraagd door de nieuwe eigenaar indien deze het specimen verder wilt verkopen.
Bijlagen B, C en D
Identificatie is niet verplicht voor soorten die zijn opgenomen in Bijlagen B, C en D, maar de bovenstaande informatie kan als leidraad worden gebruikt als u een identificatie wilt toevoegen aan uw overdrachtsdocument.
Vissen
Bijlage A
De in Bijlage A vermelde vissen die in gevangenschap geboren en gefokt zijn, moeten verplicht geïdentificeerd worden door middel van een microchip.
Als het niet mogelijk is om een dier van een microchip te voorzien om redenen van dierenwelzijn of vanwege de fysieke of gedragskenmerken van het dier, moet er een certificaat van een dierenarts voorgelegd worden.
Voor vissen die niet door middel van een microchip kunnen worden geïdentificeerd, kan alleen een certificaat worden afgegeven dat specifiek is voor de transactie. Dit betekent dat het Europees certificaat alleen kan worden overgedragen door de houder die op het certificaat staat vermeld en dat een nieuw Europees certificaat moet worden aangevraagd door de nieuwe eigenaar indien deze het specimen verder wilt verkopen.
Bijlagen B, C en D
Identificatie is niet verplicht voor soorten die zijn opgenomen in Bijlagen B, C en D, maar de bovenstaande informatie kan als leidraad worden gebruikt als u een identificatie wilt toevoegen aan uw overdrachtsdocument.
Wilt u kaviaar produceren, verwerken of (her)verpakken? Raadpleeg in dat geval de informatie op de pagina CITES-regels - Kaviaar.
Aanvullende informatie
- Door CITES beschermde soorten
- Kweken
- CITES-regels - Papegaaien
- CITES-regels - Roofvogels
- CITES-regels – Reptielen en amfibieën
- Antwoorden op veelgestelde vragen
- Contact