1) Feed ban
2) Producten van dierlijke oorsprong in de dierenvoeding

  • a) Verordeningen (EG) nr. 1069/2009 en (EU) nr. 142/2011
  • b) Uitzondering: voeder voor niet-voedselproducerende dieren – KB van 4 mei 2015

3) Bevoegdheidsverdeling 

 

1) Feed ban

Ten gevolge van de problemen met BSE (bovine spongiforme encefalopathie), een hersenaandoening bij runderen die voor het eerst werd gediagnosticeerd in 1986 in het Verenigd Koninkrijk, wordt vandaag bijzondere aandacht besteed aan het voederen van dieren met producten van dierlijke oorsprong. Deze ziekte bij herkauwers nam immers epidemische vormen aan en werd veroorzaakt door het gebruik als veevoeder van vleesbeendermeel, afkomstig van karkassen.

Vroeger werden dierenmeel, beendermeel, bloedmeel, vismeel en andere dierlijke eiwitten courant gebruikt als grondstof in veevoeding. Omdat men er in de Europese Unie niet in slaagde de BSE-epidemie onder controle te krijgen, werd beslist de voeding van deze dierlijke eiwitten aan alle voedselproducerende dieren te verbieden (“feed ban”).

Nadat werd vastgesteld dat de BSE-epidemie onder controle was, hebben het Europees Parlement en de Raad in 2005 besloten tot bepaalde versoepelingsmogelijkheden van dit algemene verbod onder de vorm van een stappenplan (roadmap). Zij worden regelmatig geïmplementeerd in navolging van de wetenschappelijke vooruitgang en na een positieve evaluatie van de risico's door de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA).

De wettelijke bepalingen met betrekking tot de feed ban zijn de volgende:

Het gebruik van van dieren afkomstige eiwitten in de voeding van herkauwers is verboden.
De verbodsbepaling geldt ook voor het vervoederen:

a) aan landbouwhuisdieren, met uitzondering van vleesetende pelsdieren, van:

  • verwerkte dierlijke eiwitten;
  • collageen en gelatine afkomstig van herkauwers;
  • bloedproducten;
  • gehydrolyseerde eiwitten van dierlijke oorsprong;
  • dicalciumfosfaat en tricalciumfosfaat van dierlijke oorsprong;
  • dierenvoeders die de genoemde producten bevatten;

b) aan herkauwers, van dierlijke eiwitten en dierenvoeders die dergelijke eiwitten bevatten.

Het verbod geldt onder bepaalde voorwaarden niet voor:

a) het vervoederen aan landbouwhuisdieren van de volgende producten en van daarmee vervaardigde dierenvoeders:

  • melk, producten op basis van melk, melkderivaten, biest en biestproducten;
  • eieren en eiproducten;
  • collageen en gelatine afkomstig van niet-herkauwers;
  • gehydrolyseerde eiwitten afkomstig van delen van niet-herkauwers en van huiden en vellen van herkauwers;
  • mengvoeders die de genoemde producten bevatten;

b) het vervoederen aan niet-herkauwende landbouwhuisdieren van de volgende voedermiddelen en mengvoeders:

  • gehydrolyseerde eiwitten afkomstig van delen van niet-herkauwers of van huiden en vellen van herkauwers
  • vismeel en vismeel bevattende mengvoeders;
  • dicalciumfosfaat en tricalciumfosfaat van dierlijke oorsprong en dergelijke fosfaten bevattende mengvoeders;
  • van niet-herkauwers afkomstige bloedproducten en dergelijke bloedproducten bevattende mengvoeders;

c) het vervoederen aan aquacultuurdieren van:

  • verwerkte dierlijke eiwitten, andere dan vismeel, afkomstig van niet-herkauwers en mengvoeders die dergelijke verwerkte dierlijke eiwitten bevatten;
  • van gekweekte insecten afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten en mengvoeders die dergelijke verwerkte dierlijke eiwitten bevatten;

d) het voederen aan niet-gespeende herkauwers van melkvervangers die vismeel bevatten;

e) het vervoederen aan landbouwhuisdieren van voedermiddelen van plantaardige oorsprong en mengvoeders die dergelijke voedermiddelen bevatten, die met een insignificante hoeveelheid van niet-toegestane diersoorten afkomstige botfragmenten verontreinigd zijn.

Deze bepalingen zijn opgenomen in artikel 7 en bijlage IV van verordening (EG) nr. 999/2001 (.PDF) van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën .

  TOP

2) Producten van dierlijke oorsprong in de diervoeding

a) Verordeningen (EG) nr. 1069/2009 en (EU) nr. 142/2011

Voor de producten van dierlijke oorsprong die mogen worden gebruikt als diervoeder gelden zeer strenge voorwaarden. Deze zijn opgenomen in verordening (EG) nr. 1069/2009 (.PDF) van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002.

De technische bepalingen zijn opgenomen in verordening (EU) nr. 142/2011 (.PDF) van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009.

Deze verordeningen bepalen de voorwaarden voor het verzamelen, vervoeren, opslaan, verwerken, gebruiken, verwijderen of in de handel brengen van alle producten van dierlijke oorsprong die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn.

De 'dierlijke bijproducten' worden in drie categorieën ingedeeld. Enkel de dierlijke bijproducten van categorie 3 mogen nog gebruikt worden in de diervoeding (zie artikelen 10 en 14 van verordening 1069/2009). Om te mogen worden verhandeld en gebruikt in de diervoeding:

  • moeten de voeders voor landbouwhuisdieren voldoen aan de eisen van artikel 31 van verordening (EU) nr. 1069/2009, dus in de eerste plaats verwerkt worden in een bedrijf dat hiervoor erkend is. Bovendien mogen verwerkte dierlijke eiwitten niet gevoederd worden aan dieren van dezelfde diersoort als die waarvan deze eiwitten afkomstig zijn en gelden de verbodsbepalingen zoals opgenomen in verordening 999/2001 (zie punt 1 - Feed Ban);
  • moeten de voeders voor gezelschapsdieren (petfoods) voldoen aan de eisen van artikel 35 van dezelfde verordening.
b) Uitzondering: voeder voor niet-voedselproducerende dieren – KB van 4 mei 2015

Overeenkomstig het koninklijk besluit van 4 mei 2015 (.PDF) betreffende dierlijke bijproducten bestemd voor onderzoek, onderwijs, het voederen van niet-voedselproducerende dieren en voor de vervaardiging en het in de handel brengen van sommige afgeleide producten, mogen sommige dierlijke bijproducten onverwerkt gebruikt worden als voeding voor reptielen, roofvogels, maden en larven voor gebruik als visaas, dieren in dierentuinen, circussen, erkende hondenkennels en pelsdierenkwekerijen.

De exploitanten, inrichtingen of bedrijven die ze hanteren, verhandelen, verzamelen of gebruiken, moeten daartoe voorafgaandelijk een registratienummer aanvragen (HTML) bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid.

De lijsten van deze exploitanten (lijst ‘Sectie X’ van de gebruikers,  en lijst ‘Sectie XI’ van de verzamelcentra) worden gepubliceerd op de websites van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en van de Europese Commissie.

3) Bevoegdheidsverdeling

In België zijn verschillende overheden bevoegd voor de controle en de verificatie van de exploitanten op de toepassing van verordeningen (EG) nr. 1069/2009. De taakverdeling (HTML) wordt uiteengezet in de overeenkomst van 16 januari 2014 tussen de Federale Staat en de Gewesten inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten.

Meer weten over dierlijke bijproducten (HTML) 

 TOP