Er bestaat een oneindige keuze aan onderhoudsproducten. Om de werkelijke impact ervan op het leefmilieu in te schatten, zou hun levenscyclus van begin tot eind onderzocht moeten worden: productie, verpakking, transport, gebruik, verwijdering en recyclage.

Het is niet gemakkelijk om de globale milieu-impact van een bepaald product vast te stellen. We kennen meer het vervuilende effect van detergenten na hun gebruik, als ze in de riolen belanden en via waterlopen en infiltratie in het leefmilieu terechtkomen. 

Een niet te verwaarlozen effect op de waterkwaliteit

Aangezien detergenten op grote schaal gebruikt worden, zijn ze deels verantwoordelijk voor:

• de eutrofiëring van rivieren:
De fosfor- en stikstofverbindingen in detergenten concentreren zich in rivieren. Die 2 nutriënten veroorzaken een sterke groei van waterplanten (algen) die het volledige watermilieu overwoekeren. Als de planten sterven, verbruikt de ontbinding ervan zuurstof uit het watermilieu. Daarbij komt nog het zuurstofverbruik door de ontbinding van de oppervlakte-actieve stoffen uit detergenten. Vissen en ongewervelden vinden onvoldoende zuurstof en sterven door verstikking. Die hele aanvoer van organisch materiaal zet de ontbinding evenwel voort, maar deze keer zonder zuurstof. Die anaërobe vergisting maakt waterstofsulfide vrij en zorgt voor de geur van « rotte eieren »;

• de besmetting van het grondwater door de aanvoer van nutriënten (oppervlakte-actieve stoffen) en minerale zouten zoals fosfaten, nitraten, ammonium, borium, …;

• het afsterven van de kustplanten die onderhevig zijn aan vervuild stuifwater;

• het verschijnsel van troebel water, een grote verrassing op het einde van de jaren 50 toen grote hoeveelheden schuim door teveel mos de rivieren bedekten. Dat was het alarmsignaal!

• de verstoring van de waterorganismen:

o Als de oppervlakte-actieve stoffen uit detergenten niet volledig in een zuiveringsstation behandeld worden, tasten ze het natuurlijke afweersysteem van die organismen (hun huid, hun schubben, hun schelp, de wanden van planten of bacteriën) tegen chemische stoffen en pathogenen aan.
o Tot slot verstoren bepaalde oppervlakte-actieve stoffen zoals ethyleenglycol het hormonale systeem van waterdieren.

Er wordt werk gemaakt van de vermindering van de impact

Gelukkig is de wetgeving sinds de jaren 70 aanzienlijk geëvolueerd. Zo werden de Europese regels geleidelijk aan versterkt.

De huidige wetgeving impliceert:

• een verplichte behandeling van afvalwater;
• een verbod op schuimende oppervlakte-actieve stoffen;
• faciliteiten voor het op de markt brengen van biologisch afbreekbare producten;
• versterkte eisen inzake biologische afbreekbaarheid.
Momenteel komen de criteria inzake de biologische afbreekbaarheid van oppervlakte-actieve stoffen voort uit de Europese EG-verordening 648/2004. Alle oppervlakte-actieve stoffen moeten binnen 28 dagen in aerobiose voor meer dan 60% afgebroken worden.

Goed om te weten: in tegenstelling tot wat vaak aangenomen wordt, vermindert schuim de doeltreffendheid van de wasbeurt. Het is de bedoeling om vet (vuil) te mengen met water en niet om water te mengen met lucht, als men echt wil reinigen tenminste!


Maar er is nog een brede marge voor vooruitgang. In de FAQ’s vindt u daar meer over. 


FAQ’s

Biologisch afbreekbare oppervlakte-actieve stoffen, echt waar?

Die nieuwe norm met betrekking tot de snelle afbraak van oppervlakte-actieve stoffen vormt een echte vooruitgang in vergelijking met de vroegere vereisten, maar is nog voor verbetering vatbaar.
Enerzijds wordt de biologische afbreekbaarheid gemeten over 28 dagen en in aanwezigheid van lucht; gedurende die periode hebben de moleculen van oppervlakte-actieve stoffen ruimschoots de tijd om uit de zuiveringsstations te ontsnappen en zich in het milieu te verspreiden. Bepaalde oppervlakte-actieve stoffen worden sterk aangetrokken door kalksteen en hebben de neiging zich in de sedimenten vast te zetten, op de bodem van rivieren. Als ze daar vastzitten, worden ze moeilijker afgebroken.

Anderzijds is het niveau van een uiteindelijke afbreekbaarheid van 60% binnen 28 dagen niet ideaal. Ook al is 60% van het product afgebroken in koolzuurgas en in water, onder welke vorm komt de overige 40% voor?

Tot slot worden de tests uitgevoerd op elk bestanddeel afzonderlijk, terwijl net de biologische afbreekbaarheid van het volledige product interessant is. Bovendien worden de tests uitgevoerd in omstandigheden die sterk verschillen van de omstandigheden in het milieu (temperatuur, zoutgehalte, biologische activiteit). De resultaten die in het laboratorium verkregen zijn, geven maar in geringe mate weer wat zich in het milieu werkelijk afspeelt, en net dat maakt de uitvoering van die tests zo moeilijk.

Er is dus nog een marge voor vooruitgang. Producten van de nieuwe generatie worden momenteel ontwikkeld met 100% biologisch afbreekbare oppervlakte-actieve stoffen (binnen 28 dagen). De industrieën ontwikkelen minder toxische producten. De sterkste formules qua doeltreffendheid en leefmilieu kunnen het Europese ecolabel krijgen.

En fosfaten?
 
Fosfaten zijn zelf niet giftig. Fosfor is immers een voor levende wezens noodzakelijk element en zelfs een beperkende factor die een voorwaarde vormt voor de hoeveelheid leven die zich in een bepaalde biotoop kan ontwikkelen. Een teveel aan fosfaten zorgt voor een woekering van plantaardige micro-organismen en waterplanten, en ligt aan de basis van het verschijnsel ‘eutrofiëring’. Zeer eutroof water, dit wil zeggen water dat rijk is aan organische stoffen, is zeer arm aan zuurstof en zeer weinig bevorderlijk voor de biodiversiteit. Bovendien werkt het de verspreiding van pathogenen in de hand.

In België zijn fosfaten in huishoudelijke wasmiddelen sinds 2003 verboden. Die norm geldt sinds 1 juli 2013 overal in Europa. In 2017 zal dat verbod ook betrekking hebben op vaatwasproducten.

Er moet op worden gewezen dat fosfaten in de detergenten waarin ze zitten, verschillende noodzakelijke functies vervullen. Ze moeten worden vervangen als men wil dat de detergenten nog altijd even doeltreffend zijn. Die vervangstoffen moeten ook worden geëvalueerd om na te gaan of de verwijdering van fosfaten een echt voordeel vormt voor het milieu en geen problemen oplevert voor de gezondheid.