De evaluatie en het beheer van de risico’s van pesticiden is een gedeelde verantwoordelijkheid van de EU en de lidstaten.

De EU legt het wettelijk kader vast en stelt gedetailleerde wetenschappelijke en technische richtsnoeren op voor de evaluatie van werkzame stoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Ook de evaluatie en goedkeuring van werkzame stoffen gebeurt door de EU, in nauwe samenwerking met de lidstaten.

De lidstaten staan dan weer in voor de evaluatie en goedkeuring van gewasbeschermingsmiddelen die goedgekeurde werkzame stoffen bevatten.

Zowel op Europees als op nationaal niveau is er de laatste jaren een verhoogde waakzaamheid voor de risico’s die pesticiden voor bijen kunnen inhouden, en zijn verscheidene maatregelen genomen.

Wetgevende maatregelen

De verordening (EG) nr. 1107/2009, die sinds midden 2011 wordt toegepast, introduceert nieuwe criteria voor de goedkeuring van werkzame stoffen. Een werkzame stof kan pas worden goedgekeurd als het gebruik ervan maar een verwaarloosbare blootstelling voor de bijen oplevert, of als ze geen onaanvaardbare acute of chronische gevolgen heeft voor het overleven en de ontwikkeling van een bijenkolonie, rekening houdend met het effect op de larven en op het gedrag van de bijen.

In de verordeningen (EU) nr. 283/2013 en 284/2013 zijn nieuwe gegevensvereisten voor de evaluatie van werkzame stoffen en gewasbeschermingsmiddelen bepaald. De gegevensvereisten met betrekking tot bijen werden aangescherpt, vooral op het vlak van de chronische en de subletale effecten. Deze nieuwe vereisten worden vanaf 1 januari 2014 progressief toegepast.

Wetenschappelijke richtsnoeren

De Europese Autoriteit voor de Voedselveiligheid (EFSA)  heeft in opdracht van de Europese Commissie een ‘richtsnoer voor de evaluatie van gewasbeschermingsmiddelen ten aanzien van bijen’ opgesteld.

Dit richtsnoer werd begin juli 2013 gepubliceerd en is gebaseerd op de nieuwste wetenschappelijke inzichten over de effecten van pesticiden op bijen en over hun bloostelling aan deze producten. Het gaat bijvoorbeeld om de invloed van heel lage, niet-dodelijke dosissen op het gedrag van bijen, zoals de capaciteit om de korf terug te vinden, maar ook om blootstelling via guttatie, dit is de inname door bijen van plantendruppeltjes die mogelijk met pesticiden werden gecontamineerd.

Evaluatie en goedkeuring van werkzame stoffen

In 2012 heeft de Europese Commissie de Europese Autoriteit voor de Voedselveiligheid opgedragen om drie werkzame stoffen van de familie van de neonicotinoïden (clothianidin, thiamethoxam en imidacloprid), en de stof fipronil opnieuw te evalueren met het oog op de risico’s voor de bijen.

Deze evaluatie was beperkt tot de gewasbeschermingsmiddelen onder vorm van granulaten en de middelen bestemd voor zaaizaadbehandeling. De conclusies van deze evaluaties werden eind 2012 voltooid voor de drie neonicotinoïden en in maart 2013 voor fipronil.

Voor de vier hierboven bedoelde stoffen heeft de Commissie besloten om een verregaande beperking van de mogelijke toepassingen door te voeren, om iedere mogelijke blootstelling van bijen aan deze stoffen uit te sluiten. In 2010, bij de goedkeuring van deze stoffen, had de Commissie in haar besluiten al bepaald dat de daadwerkelijke blootstelling van bijen aan deze stoffen via  monitoringprogramma’s moet worden geverifieerd.