De communicatie met een kwetsbare patiënt is niet altijd gemakkelijk. Hoe kunnen we samen met deze patiënt goede beslissingen nemen omtrent diens zorg en hierover met hem communiceren? Hoe kan de patiënt ondersteund worden in de zorgrelatie? Hoe kan deze vertegenwoordigd worden wanneer hij zelf niet in staat is om zijn rechten als patiënt uit te oefenen? Als zorgverlener dient u regelmatig het gesprek aan te gaan met de vertrouwenspersoon of met de wettelijke vertegenwoordiger van een patiënt. Wat moet u hierover weten? In deze «FAQ» vindt u concrete en gedetailleerde antwoorden terug, gebaseerd op het geldende wettelijke kader.

 

De vertrouwenspersoon en de vertegenwoordiger

Een eerste verduidelijking:

De vertrouwenspersoon staat de nog bekwame patiënt bij en helpt deze bij de uitoefening van een aantal van zijn rechten.

terwijl

Een vertegenwoordiger in naam van een onbekwame patiënt handelt en al diens rechten in zijn plaats uitoefent.


FAQ VERTROUWENSPERSOON
FAQ VERTEGENWOORDIGER



VERTROUWENSPERSOON : vragen

1. Wat is de algemene rol van de vertrouwenspersoon van de patiënt?

Bij de tussenkomst van een vertrouwenspersoon is  de patiënt nog in staat om zelf zijn rechten uit te oefenen, zelfs indien de patiënt verzwakt is.

De vertrouwenspersoon is een persoon gekozen door de patiënt om hem te helpen of te ondersteunen bij het uitoefenen van sommige van zijn rechten.

Deze persoon heeft geen beslissingsrecht. Hij kan de patiënt als volgt helpen:
 

* De vertrouwenspersoon kan de patiënt vergezellen naar een raadpleging bij een beroepsbeoefenaar en kan hem helpen om zijn gezondheidstoestand, alsook de voorziene behandeling beter te begrijpen.

De patiënt kan er echter mee in stemmen dat ook in zijn afwezigheid de hem betreffende informatie wordt overgemaakt aan de vertrouwenspersoon.

Concreet kan de vertrouwenspersoon de patiënt helpen bij het onthouden van bepaalde informatie, vragen stellen aan de beroepsbeoefenaar, verduidelijking vragen,…
 

* De vertrouwenspersoon kan de patiënt helpen bij de inzage van zijn dossier

De vertrouwenspersoon kan het patiëntendossier inzien in bijzijn van de patiënt of zelfs zonder diens aanwezigheid; een schriftelijke vraag van de patiënt is hier nodig.
 

* De vertrouwenspersoon kan ook een afschrift van het patiëntendossier ontvangen. Hiervoor is eveneens een schriftelijke vraag van de patiënt nodig.

 

Betreffende de algemene rol van de vertrouwenspersoon, zie artikel 7 §2 , artikel 8 §3, artikel 9 §§2 en 3 van de wet betreffende de rechten van de patiënt.

2. In welke specifieke omstandigheden kan de vertrouwenspersoon van een patiënt optreden?

1) Het recht om niet te weten

Als de patiënt bepaalde informatie betreffende zijn gezondheidstoestand weigert te kennen en als de beroepsbeoefenaar overweegt om deze, tegen zijn wil, toch mee te delen (omdat het niet meedelen mogelijks een ernstig nadeel voor de gezondheid van de patiënt of derden kan veroorzaken), dient de beroepsbeoefenaar eerst een andere beroepsbeoefenaar te raadplegen en de eventueel door de patiënt aangewezen vertrouwenspersoon te horen.

 

2) De therapeutische exceptie

Uitzonderlijk, voor zover de beroepsbeoefenaar van oordeel is dat het meedelen van informatie (m.b.t. de gezondheidstoestand) een ernstig gevaar kan inhouden voor de gezondheid van de patiënt, kan deze tijdelijk beslissen om deze informatie niet te verstrekken. In dat geval moet hij een andere beroepsbeoefenaar raadplegen, zijn beslissing in het patiëntendossier motiveren en de eventueel door de patiënt aangestelde vertrouwenspersoon hierover informeren.

 

3) Het recht om klacht neer te leggen

De patiënt kan bij het neerleggen van een klacht m.b.t. zijn patiëntenrechten bij de bevoegde ombudsdienst bijgestaan worden door zijn vertrouwenspersoon.

 

Betreffende het recht van de patiënt op ‘niet  weten’: zie artikel 7, §3, van de wet betreffende de rechten van de patiënt
Betreffende de therapeutische exceptie: zie artikel 7, §4, van de wet betreffende de rechten van de patiënt
Betreffende het recht om klacht neer te leggen, zie de koninklijke besluiten ter uitvoering van artikel 11 van de wet betreffende de rechten van de patiënt

3. Wat is het voordeel voor de zorgverlener om in contact te staan met een vertrouwenspersoon van een patiënt?

De vertrouwenspersoon die de patiënt vergezelt tijdens een raadpleging kan ervoor zorgen dat de patiënt  zich sterker en beter op zijn gemak voelt: de patiënt wordt op die manier meer actief betrokken in zijn relatie met de zorgverlener.

Als steun voor de patiënt, kan de vertrouwenspersoon onrechtstreeks de dialoog met de zorgverlener vergemakkelijken: hij kan vragen stellen over de gezondheidstoestand van de patiënt en de voorgestelde zorg, en de behoeften van de patiënt verwoorden naar de zorgverlener toe.

De vertrouwenspersoon kan mogelijks meer informatie onthouden dan de patiënt; hij kan deze informatie terugkoppelen naar de patiënt en zo bijdragen tot een beter begrip door de patiënt.

Tot slot kan de vertrouwenspersoon, in delicate situaties en heel uitzonderlijk (in het geval van de therapeutische exceptie of in het geval dat de patiënt ‘niet wil weten’), een bevoorrechte gesprekspartner zijn voor de zorgverlener.

4. Moet de vertrouwenspersoon verplicht aangewezen worden d.m.v. een schriftelijk formulier?

Nee, de patiënt is niet verplicht om een schriftelijk formulier in te vullen om een vertrouwenspersoon aan te wijzen, maar het maakt zijn wens wel duidelijk en zichtbaar wanneer de patiënt bijvoorbeeld gedurende langere tijd in een rusthuis of een andere zorginstelling verblijft.

Op www.patientrights.be vindt u een voorbeeld terug van een formulier ter aanwijzing van een vertrouwenspersoon met daarin een omschrijving van de rollen die de patiënt aan hem wenst toe te bedelen.

Een exemplaar van dit formulier kan toegevoegd worden aan het patiëntendossier. Het formulier dient verplicht aan het patiëntendossier te worden toegevoegd  indien de patiënt hierom verzoekt.

Opgelet: een geschreven document  is «verplicht» indien de patiënt erom verzoekt dat een vertrouwenspersoon tussenkomt bij de inzage / afschrift van zijn patiëntendossier (zie vraag 1 en 6).

 

Zie artikelen 7 §2 , artikel 9 §2 et §3 van de wet betreffende de rechten van de patiënt

5. Wanneer mag een zorgverlener mondeling informatie verstrekken aan de vertrouwenspersoon over de gezondheidstoestand of de voorgestelde behandeling?

- De behandelende beroepsbeoefenaar kan de informatie over de gezondheidstoestand van de patiënt en over de aard van de beoogde behandeling meedelen aan de vertrouwenspersoon in volgende gevallen:
 

- in aanwezigheid van de patiënt, indien de vertrouwenspersoon deze vergezelt tijdens de raadpleging of bij een afspraak met de zorgverlener en wanneer de patiënt ermee instemt dat de informatie wordt uitgewisseld in het bijzijn van voornoemde vertrouwenspersoon.
 

- in afwezigheid van de patiënt, indien de zorgverlener zeker is van diens voorafgaande toestemming.

Deze toestemming van de patiënt voor het verstrekken van (soms gevoelige) informatie aan zijn vertrouwenspersoon, in afwezigheid van de patiënt, moet niet noodzakelijk schriftelijk gegeven worden.

Met het oog op het beroepsgeheim is het evenwel nuttig om over een schriftelijke toestemming van de patiënt te beschikken (zie het voorbeeldformulier voor de aanwijzing van een vertrouwenspersoon).

Dit formulier kan dan bij het patiëntendossier gevoegd worden en moet op aanvraag van de patiënt ter beschikking worden gesteld.
 

- De wet verduidelijkt dat de zorgverlener in het patiëntendossier aanduidt dat de informatie, met toestemming van de patiënt, werd meegedeeld aan de vertrouwenspersoon.

De identiteit van de vertrouwenspersoon wordt dan ook genoteerd in het dossier.

 

Zie artikel 7, §2 tot 3; artikel 8 §3 van de wet die verwijst naar artikel 7 §2 van de wet betreffende de rechten van de patiënt

6. Onder welke voorwaarden mag de zorgverlener de vertrouwenspersoon inzage verlenen in het patiëntendossier of hem een afschrift van het patiëntendossier bezorgen?

- Indien de patiënt wenst dat zijn vertrouwenspersoon het dossier kan inzien, moet hij deze wens schriftelijk kenbaar maken.

Een voorbeeldformulier voor de aanwijzing van een vertrouwenspersoon is hier beschikbaar en kan daarvoor gebruikt worden.

De zorgverlener moet zich ervan verzekeren dat de wil van patiënt (om de vertrouwenspersoon inzage te verlenen in zijn dossier) nog steeds geldt.
 

- Indien de patiënt wenst dat een afschrift van zijn dossier overgemaakt kan worden aan zijn vertrouwenspersoon, moet hij dit schriftelijk aanvragen.

Een voorbeeldformulier is hier beschikbaar en kan daarvoor gebruikt worden.

De zorgverlener moet zich ervan verzekeren dat de wil van patiënt ook op dat moment nog steeds geldt.
 

- Wanneer de beroepsbeoefenaar aan de vertrouwenspersoon inzage verleent in het patiëntendossier of hem een afschrift bezorgt, dient het verzoek van de patiënt  en de identiteit van de vertrouwenspersoon te worden vastgelegd in of toegevoegd aan het patiëntendossier.

 

Zie artikel  9 §§2 & 3 van de wet betreffende de rechten van de patiënt

7. Kan een patiënt meerdere vertrouwenspersonen hebben?

De patiënt kan één of meerdere vertrouwenspersonen aanstellen. Zo kunnen bijvoorbeeld bij een langdurige chronische behandeling zowel familieleden als vrienden afwisselend de patiënt ondersteunen bij consultaties.  

8.  Kan een zorgverlener vertrouwenspersoon van een patiënt zijn?

In artikel 9, § 2 , van de patiëntenrechtenwet  is voorzien dat een vertrouwenspersoon, die beroepsbeoefenaar is, inzage kan hebben in de persoonlijke notities van de dossier houdende beroepsbeoefenaar.

De wetgever heeft dus rekening gehouden met de mogelijkheid van de beroepsbeoefenaar  als vertrouwenspersoon .

Uiteraard kan de beroepsbeoefenaar, net als alle andere personen, weigeren om op deze vraag van de patiënt in te gaan, of zijn aanwijzing als vertrouwenspersoon ongedaan maken, indien hij/zij dit zou wensen, bijvoorbeeld bij een belangenconflict.

 

Zie artikel 9, § 2, van de wet betreffende de rechten van de patiënt

9. Welke houding moet de zorgverlener aannemen als de vertrouwenspersoon niet handelt in het belang van de patiënt of als de vertrouwenspersoon de relatie zorgverlener-patiënt bemoeilijkt?   

De wetgever voorziet geen voorwaarden waaraan een vertrouwenspersoon bij zijn aanwijzing moet voldoen. De beroepsbeoefenaar dient echter niet zonder meer de door de patiënt gemaakte keuze te aanvaarden; in het advies van 16 februari 2002 stelt de Nationale Raad van de Orde der Artsen dat er niet alleen een vertrouwensrelatie dient te zijn tussen de patiënt en de aangewezen vertrouwenspersoon, maar dat er ook een vertrouwensrelatie moet kunnen ontstaan tussen de door de patiënt aangewezen vertrouwenspersoon en de beroepsbeoefenaar. Van een beroepsbeoefenaar kan niet worden verwacht dat hij vertrouwelijke informatie over een patiënt meedeelt aan een persoon die hij niet vertrouwt. Wanneer zich dit voordoet dient de arts dit met zijn patiënt te bespreken en indien zij niet tot een vergelijk komen, kan dit voor de arts een reden zijn om de relatie met zijn patiënt te beëindigen.

Dit advies kan naar analogie worden toegepast op alle andere beroepsbeoefenaars.

 

VERTEGENWOORDIGER: vragen

1. Wat is de rol van de vertegenwoordiger van de patiënt?

Bij de tussenkomst van een vertegenwoordiger is de  patiënt  zelf niet in staat zijn rechten als patiënt uit te oefenen (bv. in geval van een coma, bij bepaalde vormen van dementie,…). In dat geval zal de vertegenwoordiger van de patiënt alle rechten van deze patiënt uitoefenen in naam van de patiënt.  De patiënt wordt echter nog zoveel als mogelijk en in verhouding tot zijn begripsvermogen betrokken bij de uitoefening van zijn rechten.

 

Zie artikel 14 van de wet betreffende de rechten van de patiënt

2.  Wie stelt de wilsbekwaamheid van de patiënt vast ?

De concrete beoordeling van het al dan niet in staat zijn van de patiënt om zelf zijn rechten uit te oefenen gebeurt door de beroepsbeoefenaar, in het kader van de contacten die hij met de patiënt onderhoudt. M.a.w. het is de beroepsbeoefenaar die aan de patiënt gezondheidszorg verstrekt, die oordeelt over de bekwaamheid.
 

Om de wilsbekwaamheid van de patiënt te bepalen is er in België voor de beroepsbeoefenaars geen concreet stappenplan uitgewerkt. Het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek lijkt aan te sturen op een collegiale besluitvorming. Volgens de Nationale Raad  dient de arts te handelen volgens de huidige stand van de wetenschap en dient deze hiervoor indien nodig het advies in te winnen van collega-artsen en/of andere beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg. Zie https://www.ordomedic.be/nl/adviezen/advies/inschatten-van-de-wilsbekwaamheid-van-een-patient-zorgvolmacht).)

 

Zie de voorbereidende werkzaamheden: wetsontwerp betreffende de rechten van de patiënt, DOC 50 1642/001 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, p. 41.

3. Waarom is het voor een zorgverlener belangrijk om de vertegenwoordiger van zijn wilsonbekwame patiënt te kennen?

De vertegenwoordiger kan wettelijk de rechten van de patiënt, die wilsonbekwaam is, uitoefenen en beslissingen nemen betreffende de  gezondheidszorg die aan hem wordt verstrekt.
Indien de zorgverlener de vertegenwoordiger van de onbekwame patiënt kent, weet hij wie van de naasten van de patiënt de juiste persoon  is tot wie hij zich kan richten. Hij moet  onder meer de toestemming  van die vertegenwoordiger verkrijgen voor een beoogde behandeling voor de patiënt.

4. Wie is de vertegenwoordiger van een patiënt die onbekwaam is om zijn rechten uit te oefenen?

- Indien de meerderjarige patiënt, volgens het oordeel van de beroepsbeoefenaar feitelijk niet in staat is om zijn rechten uit te oefenen, is zijn vertegenwoordiger in eerste instantie die persoon die hij, toen hij nog bekwaam was, heeft aangewezen via een schriftelijk mandaat, dat specifiek geldt  voor de rechten van de patiënt .
 

- Indien de (onbekwaam geworden) patiënt geen vertegenwoordiger had aangewezen of indien de door de patiënt aangewezen vertegenwoordiger niet optreedt, bepaalt de wet een duidelijke volgorde van opeenvolgende personen die hem kunnen vertegenwoordigen, het gaat hierbij om een «cascade» van vertegenwoordigers:

- de bewindvoerder, aangewezen door de vrederechter om de rechten van de patiënt uit te oefenen

- de samenwonende echtgeno(o)te, de wettelijk of feitelijk samenwonende partner

- een meerderjarig kind (indien de hierboven beschreven echtgenoot of partner dat niet wenst te doen of ontbreekt)

- een ouder (indien het meerderjarig kind zoals hierboven omschreven dat niet wenst te doen of ontbreekt)

- een meerderjarige zus of broer (indien de ouder zoals hierboven omschreven dat niet wenst te doen of ontbreekt)
 

In geval van een conflict tussen meerdere mogelijke vertegenwoordigers van hetzelfde niveau (bijvoorbeeld meerdere kinderen) of bij het ontbreken van een vertegenwoordiger, is het de beroepsbeoefenaar die in voorkomend geval in overleg met het multidisciplinaire team waakt over de belangen van de patiënt.
 

- In principe kan een beroepsbeoefenaar via de omgeving van de patiënt of via de patiënt zelf (als deze nog wilsbekwaam is) te weten komen wie de vertegenwoordiger van de patiënt is.
 

Eens de vertegenwoordiger bepaald en gekend is,  is het aangewezen om zijn identiteit in het patiëntendossier op te nemen, ook al is dit niet voorzien in de wet. Het moet zeker opgenomen worden wanneer de patiënt hierom vraagt.

 

Zie artikel 14 van de wet betreffende de rechten van de patiënt

5. Waarom de patiënt aanmoedigen om een vertegenwoordiger naar keuze aan te duiden op het moment dat hij nog bekwaam is om dit te doen?

Het is aangewezen de patiënt aan te moedigen een vertegenwoordiger naar keuze aan te wijzen om zijn patiëntenrechten uit te oefenen op het moment dat hij hiertoe zelf niet meer in staat zal zijn.

Door zelf een vertegenwoordiger aan te duiden is de patiënt er zeker van dat hij zal vertegenwoordigd worden door de persoon van zijn keuze en niet door een persoon die aangewezen wordt door het systeem van de ‘cascade van vertegenwoordigers’ (vraag 5) die mogelijks niet de meest geschikte persoon is (bv. iemand die niet dicht genoeg bij hem staat).

Bovendien weet de zorgverlener dan zeker dat de aangewezen vertegenwoordiger beantwoordt aan de persoonlijke keuze van de patiënt, wat voor hem een geruststelling kan zijn.

Door tussenkomst van de door de patiënt aangewezen vertegenwoordiger zal de zorgverlener beter op de hoogte zijn van de behoeften en wensen, die de patiënt kenbaar heeft gemaakt toen hij nog in staat was om zijn wensen uit te drukken.

6. Hoe moet de patiënt een vertegenwoordiger naar keuze aanduiden?

De patiënt kan zijn vertegenwoordiger op twee verschillende manieren aanduiden:

Door een  specifiek mandaat zoals bedoeld in artikel 14, §1, 2e lid van de wet betreffende de rechten van de patiënt

De patiënt wijst op die manier, op het moment dat hij nog wilsbekwaam is, de vertegenwoordiger van zijn keuze aan door middel van een eenvoudig schriftelijk, gedagtekend en ondertekend mandaat, specifiek voor het uitoefenen van de rechten van de patiënt.

Het mandaat wordt ondertekend door zowel de patiënt als de aangewezen vertegenwoordiger. De toestemming van deze laatste moet bovendien duidelijk blijken uit het mandaat.

Op www.patientrights.be vindt u een voorbeeld van dit mandaat terug.

Of

Door een mandaat bedoeld in het artikel 489 van het Burgerlijk Wetboek

Sinds 1 maart 2019 is het mogelijk om een lasthebber aan te duiden die de beslissingen kan nemen inzake aspecten betreffende  « de persoon».   Deze lastgeving wordt zorgvolmacht genoemd. De toepasselijke regels zijn in het Burgerlijk Wetboek vastgelegd.

Dit mandaat, dat moet voldoen aan een aantal vormelijke vereisten (waaronder een registratie) en bepaalde kosten met zich meebrengt, kan ook betrekking hebben op de uitoefening van de rechten van de patiënt.

In dat geval is het dan belangrijk om aan te stippen dat, indien men opteert voor deze lastgeving voorzien in  het Burgerlijk Wetboek, ook de voorwaarden, vastgelegd in de patiëntenrechtenwet (lex specialis), gerespecteerd moeten worden: Er moet sprake zijn van een specifiek mandaat aan een bepaalde  persoon voor het uitoefenen van de rechten van de patiënt, zoals voorzien in de wet van 22 augustus 2002, op het moment dat de persoon (patiënt) deze niet meer zelf kan uitoefenen. Het document moet gedagtekend zijn en ondertekend worden door de lastgever en de lasthouder. De toestemming van deze laatste moet er bovendien duidelijk uit blijken. 

 

Wat ook de vorm van het gekozen mandaat is, het is altijd aan de patiënt zelf er over te waken dat zijn naasten, met inbegrip van zijn behandelende artsen/zorgverleners, van het  bestaan van dit mandaat afweten, en weten waar ze hiervan een exemplaar kunnen terugvinden (bijvoorbeeld in het patiëntendossier bij de huisarts, bij een kennis (bv. de vertegenwoordiger),…).

De patiëntenrechtenwet vereist inderdaad geen registratie van het mandaat en de beroepsbeoefenaars hebben geen toegang tot het centraal register voor lastgevingen van het Burgerlijk Wetboek, waarin de zorgvolmacht moet worden geregistreerd om geldig te zijn.

7. Kan ik, als beroepsbeoefenaar, gekozen worden als vertegenwoordiger van de patiënt?

Omtrent deze vraag werd in de wet of in de voorbereidende werkzaamheden van de wet betreffende de rechten van de patiënt niets specifiek opgenomen.

Er werd op 16 maart 2019 echter een advies uitgebracht door de Nationale Raad van de Orde van Artsen betreffende de buitengerechtelijke bescherming-lasthebber van de patiënt (https://www.ordomedic.be/nl/adviezen/advies/buitengerechtelijke-bescherming-lasthebber-van-een-patient), waarin volgende vraag wordt behandeld: “Kan een behandelend arts of een coördinerend en raadgevend arts van het rusthuis waar zijn patiënt verblijft als lasthebber van zijn patiënt optreden in geval van een buitengerechtelijke bescherming (art. 489 e.v. Burgerlijk Wetboek)?”:“…De nationale raad is van mening dat het deontologisch niet wenselijk is dat, bij een buitengerechtelijke bescherming, een arts een lastgeving over de goederen of de personen van een patiënt aanvaardt. Of hij behandelend arts, dan wel coördinerend arts van het rusthuis is waar zijn patiënt verblijft, doet niet ter zake….”.

Uit het advies van de Nationale Raad kan worden afgeleid dat het deontologisch niet adequaat wordt geacht voor een arts (of naar analogie andere beroepsbeoefenaars) om een aanwijzing als vertegenwoordiger van de patiënt in het kader van de patiëntenrechtenwet te aanvaarden.

8. Hoe dient de zorgverlener om te gaan met de vertegenwoordiger van de patiënt? Zijn er grenzen aan de tussenkomst van de vertegenwoordiger?

Het is de taak van de beroepsbeoefenaar om te beoordelen of de patiënt al dan niet in staat is om zijn rechten van de patiënt zelf uit te oefenen.  Hij zal zich daarbij onder meer volgende vragen moeten stellen. Is de patiënt in staat om zijn wensen uit te drukken? Is hij in de mogelijkheid om zijn belangen inzake zijn gezondheid te begrijpen en te beoordelen?

Zodra hij geconfronteerd wordt met een patiënt in een toestand van onbekwaamheid, richt de beroepsbeoefenaar zich tot de vertegenwoordiger van de patiënt en communiceert hij met hem op dezelfde manier als hij dit met de patiënt zelf zou doen.

De vertegenwoordiger oefent alle rechten van de patiënt uit in naam van de patiënt. Zijn tussenkomst is echter afgebakend en beperkt op de volgende manier:
 

* Zelfs in het geval van onbekwaamheid, betrekt de beroepsbeoefenaar de patiënt altijd zoveel als mogelijk bij het uitoefenen van zijn rechten, rekening houdend onder meer met diens leeftijd, maturiteit (minderjarige patiënt) en zijn begripsvermogen (art. 14 § 4 van de wet betreffende de rechten van de patiënt).
 

* Wanneer er, in geval van nood, onzekerheid bestaat over het al dan niet bestaan van een voorafgaande wilsuitdrukking van de patiënt of zijn vertegenwoordiger, dan worden alle noodzakelijke interventies onmiddellijk uitgevoerd door de beroepsbeoefenaar in het belang van de patiënt (art. 8 § 5 van de wet betreffende de rechten van de patiënt).
 

* Om de persoonlijke levenssfeer van de patiënt te beschermen, kan de beroepsbeoefenaar de vertegenwoordiger de toegang tot het patiëntendossier weigeren of deze toegang beperken. Alleen de door de vertegenwoordiger aangewezen intermediaire beroepsbeoefenaar kan dan inzage krijgen in het patiëntendossier of er een afschrift van verkrijgen. De beroepsbeoefenaar vermeldt in het patiëntendossier de motivering waarom hij aan de vertegenwoordiger de toegang tot het dossier geweigerd heeft (art. 15 § 1 van de wet betreffende de rechten van de patiënt).
 

* Om een bedreiging van het  leven van de patiënt of een ernstige aantasting van zijn  gezondheid af te wenden, wijkt  de beroepsbeoefenaar af van de beslissing van de vertegenwoordiger (bv. de vertegenwoordiger weigert een levensnoodzakelijke behandeling). Deze beslissing om af te wijken van de beslissing  van de vertegenwoordiger moet altijd genomen worden in het belang van de patiënt en in voorkomend geval in het kader van een multidisciplinair overleg. De beroepsbeoefenaar moet de motivering waarom hij de beslissing van de vertegenwoordiger niet gerespecteerd heeft, vermelden in het patiëntendossier (art. 15 § 2 van de wet betreffende de rechten van de patiënt).

Indien de vertegenwoordiger, die uitdrukkelijk is aangewezen door de patiënt, het bewijs levert dat zijn beslissing overeenstemt met de uitdrukkelijke wil van de patiënt, kan de beroepsbeoefenaar niet afwijken van deze beslissing (art. 15 § 2 van de wet betreffende de rechten van de patiënt).
 

* De vertegenwoordiger kan nooit ingaan tegen een voorafgaande wilsverklaring die de patiënt opgesteld heeft op het ogenblik dat hij in staat was om zijn rechten uit te oefenen (voorafgaande weigering van een bepaalde tussenkomst) (art. 8 van de wet betreffende de rechten van de patiënt).