1. Vanaf wanneer kan ik biobrandstof voor mijn wagen gebruiken?
2. Zijn biobrandstoffen nefast voor de biodiversiteit ?
3. Zijn biobrandstoffen verantwoordelijk voor de stijging van de prijzen van basislevensmiddelen?
4. Is mijn wagen dankzij biobrandstoffen niet langer vervuilend?
5. Heeft de productieketen van biobrandstoffen, naast de mogelijke effecten op de biodiversiteit, ook een invloed op het milieu?
6. Zijn biobrandstoffen dé oplossing om de uitstoot van broeikasgassen (BKG’s) in de transportsector te verminderen?
7. Dus het zijn de biobrandstoffen van de tweede generatie die dé oplossing zouden zijn om de uitstoot van broeikasgassen (BKG’s) in de transportsector te verminderen?
8. Hoe worden de verschillende biobrandstoffen vervaardigd?
9. Kan biobrandstof mijn motor vervuilen?
10. Zijn biobrandstoffen rendabel?
11. Als ik biobrandstof tank, leg ik dan evenveel kilometer af als met een volle tank « gewone » benzine?


1. Vanaf wanneer kan ik biobrandstof voor mijn wagen gebruiken?

Dat is al het geval. Sinds 2009 moeten de brandstoffen die in de handel worden gebracht, immers een zeker percentage biobrandstof bevatten.  Dit percentage is dusdanig vastgesteld dat het compatibel is met de motoren van de wagens die op dit ogenblik in circulatie zijn en zal dus mettertijd evolueren.  De landen van de Europese Unie hebben zich als doel gesteld dat tegen 2020, 10% van de energie die in de transportsector wordt gebruikt, uit hernieuwbare energie moet komen.  Deze constante verhoging van het aandeel aan biobrandstoffen die op de markt worden gebracht, draagt bij tot deze doelstelling.

2. Zijn biobrandstoffen nefast voor de biodiversiteit ?

Biobrandstoffen kunnen de biodiversiteit in gevaar brengen. Dit is zeker het geval wanneer de planten die nodig zijn voor de brandstofproductie op grote schaal geteeld worden ten koste van gebieden met een hoge biologische waarde, of via intensieve monocultuur en zonder rekening te houden met het milieu.

Als de overheden niet ingrijpen, kunnen biobrandstoffen leiden tot ontbossing en aantasting van grote tropische boslandschappen, vermindering van braakland, extra gebruik van meststoffen en pesticiden, en gebruik van GGO’s (genetisch gemodificeerde organismen). Volgens bepaalde bronnen oefent de sojateelt voor de productie van biobrandstof al een serieuze druk uit op de ontbossing van het Amazonewoud en van de aangrenzende gebieden, en verdwijnen de laatste Aziatische tropische wouden sneller omwille van monoculturen van oliepalmen die eveneens bestemd zijn voor de productie van biobrandstof.

In België kan de promotie van biobrandstof leiden tot een nieuwe bestemming voor het braakland dat een specifieke habitat vormt voor wilde dieren. Bovendien bestaat het risico dat de economische meerwaarde van energieteelten ertoe aanzet om teelten voor levensonderhoud en bossen te vervangen, met negatieve effecten op de biodiversiteit.

De productie van biobrandstof moet dus gepaard gaan met maatregelen die een duurzaam gebruik van de natuurlijke hulpbronnen verzekeren. Daarom werden op Europees niveau duurzaamheids- en certificatiecriteria in het leven geroepen: de broekasgasemissies door het gebruik van biobrandstoffen zou met minstens 35% moeten verminderen en in 2018 met minstens 60%. Bovendien mogen biobrandstoffen niet geproduceerd worden met grondstoffen van gronden met een grote biodiversiteitswaarde, evenmin als van gronden met een belangrijke koolstofreserve of van gronden die voor 2008 moerasgebieden waren.

3. Zijn biobrandstoffen verantwoordelijk voor de stijging van de prijzen van basislevensmiddelen?

De belangrijkste verklaring blijft de vraag op wereldschaal. Indien India en China zware druk blijven uitoefenen op de teelten van voedingsgewassen, zullen de prijzen van voedingsmiddelen blijven stijgen. Toch kan de productie van biobrandstoffen dit fenomeen versterken. Ook andere elementen kunnen deze prijsstijging verklaren, zoals periodes van droogte in graanproducerende gebieden, beperkte voorraden, de afname van productieoverschotten of de vermindering van exportsubsidies.

In de toekomst zou voor de productie van biobrandstof steeds meer biomassa moeten worden gebruikt op basis van cellulose of lignine, die per hectare meer opleveren en volledig losstaan van de productie van voedingsmiddelen.

4. Is mijn wagen dankzij biobrandstoffen niet langer vervuilend?

Jammer genoeg is dit niet het geval. Uw wagen vervuilt minder dan een wagen die rijdt op een klassieke brandstof, maar hij blijft niettemin broeikasgassen en andere verontreinigende stoffen uitstoten. Gemengde brandstoffen (fossiele brandstof + biobrandstof) bevatten nog 90 of 95% benzine of diesel « van fossiele oorsprong », vermengd met een product van plantaardige oorsprong. De toevoeging van plantaardige brandstof vermindert uw broeikasgasuitstoot met enkele procenten, maar neemt ze niet volledig weg.
Bovendien worden er broeikasgassen uitgestoten bij de productie van biobrandstof. Fossiele brandstof stoot ook CO2 uit tijdens de productie en de verbranding, maar in tegenstelling tot biobrandstof is de uitgestoten CO2 afkomstig van olie uit de aardkorst, wat betekent dat dit in de aarde « opgesloten » gas terug in de cyclus van de dampkring komt en op die manier zorgt voor hogere concentraties broeikasgassen.
De CO2-winst bij biobrandstoffen is dus groter, zoals duidelijk wordt in onderstaande tabel.

Brandstoffen
g/CO2 eq/MJ
 g/CO2 eq/toe*
 Besparing
(%)
Besparing (kgCO2/toe)
Productiviteit (toe/ha)
Besparing (kgCO2/ha)
 Diesel            
79,3
3320
 
 
 
 
 Koolzaadolie 
17,8
745
77,55%
2575
0,94
2418
 Biodiesel
23,7
992
70,11%
2328
1,26
2935
 Benzine           
85,9
3596
 
 
 
 
 Ethanol tarwe 
34,4
1440
59,95%
2156
1,58
3397
 Ethanol biet
33,6
1407
60,88%
2190
3,41
7468


- g (CO2-eq)/MJ : dit is een meeteenheid in gram CO2 gelijkwaardig aan Megajoule
- g (CO2-eq)/toe:  dit is een meeteenheid in gram CO2 gelijkwaardig aan toe (ton olie-equivalent)
- 1 toe = 41.868 GJ

De overige emissies van motoren die biobrandstoffen gebruiken, zijn nogal wisselend. Zo daalt met biodiesel de uitstoot van koolmonoxide, koolwaterstoffen, zwaveloxiden en roet (vermindering of zelfs afwezigheid van zwarte rook). Daarentegen is de uitstoot van stikstofoxide en vluchtige organische stoffen groter. Bio-ethanol verlaagt de uitstoot van koolmonoxide, niet-verbrande koolwaterstoffen en aromatische verbindingen, maar is ook minder efficiënt op het vlak van stikstofoxiden.

5. Heeft de productieketen van biobrandstoffen, naast de mogelijke effecten op de biodiversiteit, ook een invloed op het milieu?

Afgezien van de emissies afkomstig van de verbranding van biobrandstoffen (zie vraag 4. Is mijn wagen dankzij biobrandstoffen niet langer vervuilend?), zorgt de productieketen van biobrandstoffen voor diverse vormen van vervuiling. Bij gewasteelt wordt over het algemeen een beroep gedaan op minerale en organische meststoffen. Het grondstoffentransport en de verwerkingseenheden veroorzaken emissies van CO2, CH4 (methaan) en N2O (stikstofmonoxide). Blootlegging van akkers draagt bij tot bodemerosie, en bepaalde teelten zoals maïs vragen aanzienlijke hoeveelheden water.

Wat het gebruik van pesticiden en meststoffen betreft, is er geen verschil tussen teelten van voedingsgewassen en teelten voor energiedoeleinden. Beide moeten voldoen aan dezelfde goede praktijken die het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft geformuleerd. Niettemin zijn er in gevoelige gebieden zoals ‘Natura 2000’, wingebieden of vochtige gebieden andere dwingende voorschriften van toepassing die betrekking hebben op maximumwaarden voor het gebruik.

Tot slot beweert de Franse expert Jean-Marc Jancovici dat « indien nu begonnen wordt met het bebouwen van weiden om biobrandstof te verkrijgen, dan zal dit leiden tot een uitstoot van CO2 door de grond: weidegrond slaat 3 keer meer koolstof op dan bebouwde grond, dus door weiland in cultuur te brengen, wordt er extra CO2 uitgestoten ». Door bossen, vochtige gebieden en beschermde reservaten om te vormen tot akkers voor de teelt van maïs en soja, kan het gebruik van biobrandstoffen de broeikasgasemissies doen stijgen en de biologische diversiteit beperken. Daarom moet de analyse van de productiecyclus van biobrandstoffen ons ertoe aanzetten om de meest milieuvriendelijke technieken te ontwikkelen.

6. Zijn biobrandstoffen dé oplossing om de uitstoot van broeikasgassen (BKG’s) in de transportsector te verminderen?

Voor  biobrandstoffen van de eerste generatie zeker niet. Volgens de Franse expert Jean-Marc Jancovici « zullen we door al deze gronden (het aardoppervlak van de wereld, NVDR) te ontginnen, 1400 miljoen ton olie-equivalent verkrijgen, terwijl de wereld vandaag de dag... 3500 miljoen ton verbruikt. Met andere woorden, door niet meer te eten, kunnen we 40% van onze wagens laten rijden op biobrandstof! »

Biobrandstoffen van de eerste generatie zijn een eerste stap in de richting van een Europa dat minder afhankelijk is van olie en in de richting van een verminderde broeikasgasuitstoot uit wegtransport. Ook al is het belangrijk dat de consument begrijpt dat nieuwe energie niet gratis of goedkoop kan zijn, toch zijn biobrandstoffen van de eerste generatie duurder dan het product dat ze vervangen, wat een rem zet op hun uitbreiding. Bovendien kunnen de huidige wagens niet rijden op brandstoffen waarvan de concentraties biobrandstoffen hoger zijn dan 5%, zonder dat hun motor daarvoor een technische aanpassing moet ondergaan.

Het zal nog enkele jaren duren vooraleer alle nieuwe automodellen met concentraties van 10% biobrandstoffen zullen rijden.

7. Dus het zijn de biobrandstoffen van de tweede generatie die dé oplossing zouden zijn om de uitstoot van broeikasgassen (BKG’s) in de transportsector te verminderen?

Om de reductiedoelstellingen van het Kyotoprotocol en de reductiedoelstellingen van de Europese Unie tegen 2020 te halen, moeten verschillende mechanismen tegelijkertijd in gang worden gezet. En een goed ondersteund en duurzaam gebruik van biobrandstoffen is er daar één van. De productie van biobrandstoffen van de tweede generatie zou efficiënter en minder vervuilend moeten zijn, maar zij zal evenwel niet volstaan voor de vermindering van de broeikasgasemissies.

Een voordeel van biobrandstoffen van de tweede generatie is dat ze minder druk leggen op landbouwgrond en bossen. Niettemin houdt de ontwikkeling ervan ook potentiële risico’s in voor de biologische diversiteit, zoals de vervanging van bossen met verschillende boomsoorten door bosmonoculturen, of het gebruik van genetisch gemodificeerde houtgewassen of invasieve exotische planten. Zo worden snelgroeiende bomen (met name populieren) die genetisch gemodificeerd worden, gekweekt om de verwerking van lignine tot biobrandstof te vergemakkelijken. De vraag naar een mogelijke besmetting van de wilde flora door deze transgene bomen blijft echter open.

8. Hoe worden de verschillende biobrandstoffen vervaardigd?

Zie De productie van biobrandstof (.PDF).

9. Kan biobrandstof mijn motor vervuilen?

Neen. Alle brandstoffen aan de pomp, ook biobrandstoffen, voldoen aan kwaliteitsnormen die de motor beschermen. De overheid ziet toe op de naleving van deze normen.

10. Zijn biobrandstoffen rendabel?

Puur economisch gezien en op korte termijn, nog niet. Toch kan de evolutie van verschillende parameters hierop een invloed uitoefenen:
- de prijzen van de landbouwgrondstoffen die structureel stijgen (en biobrandstoffen van de eerste generatie minder aantrekkelijk maken);
- de prijs van ruwe olie, samen met de algemeen stijgende tendens van de prijzen van diesel en benzine;
- de waarde van de overblijvende grondstof (gebruikt voor bijvoorbeeld veevoeder), bij de productie van biobrandstoffen van de eerste generatie;
- de kennis en de verbetering van de productietechnieken (met echter een hogere nood aan arbeidskrachten).

Een diepgaandere economische analyse van dit product moet ook rekening kunnen houden met de voordelen van biobrandstof, die moeilijker te bepalen zijn, zoals een CO2-besparing, extra werkgelegenheid, een geringere uitstoot van verontreinigende stoffen, de biologische afbreekbaarheid van biobrandstoffen, minder risico op kanker, een geringere afhankelijkheid van olieproducerende landen en een geringere afhankelijkheid van ingevoerde eiwitten voor dierenvoeder. Deze invloeden zijn positief voor de biologische diversiteit, de vermindering van de toekomstige kosten die gepaard gaan met de verandering van het klimaat, de vraag naar water, de druk op de gronden, enz.

11. Als ik biobrandstof tank, leg ik dan evenveel kilometer af als met een volle tank « gewone » benzine?

Aan de pomp zal u geen verschil merken tussen een liter fossiele brandstof en een liter brandstof waarin biobrandstof vervat zit. De energetische waarde van deze brandstoffen is echter verschillend. Bij verbranding van benzine komt een hoeveelheid energie vrij die gemeten wordt als de «calorische onderwaarde» (COW).

De calorische onderwaarde van biobrandstoffen is bij een gelijk volume lager dan de COW van de brandstoffen waarvan ze de plaats innemen. Een automobilist die 17 kilometer aflegt met een liter diesel zou slechts 16 kilometer kunnen doen met biodiesel (MEPO), en wie 12 kilometer aflegt met benzine, zou maar 8 kilometer kunnen doen met bio-ethanol. ETBE, een mengproduct bestaande uit 47% ethanol en 53% isobutyleen (van fossiele oorsprong), heeft een COW die een derde lager is dan benzine.