In uitvoering van de Habitatrichtlijn werden in 2004 in het Belgische deel van de Noordzee de habitatrichtlijngebieden “Trapegeer-Stroombank” en “Vlakte van de Raan” ingesteld. Op vraag van de Europese Commissie om ook gebieden in de Europese Economische Zone (EEZ) te selecteren, werd het gebied “Trapegeer-Stroombank” door het Koninklijk Besluit van 16 oktober 2012 als habitatrichtlijngebied “Vlaamse Banken” aangewezen.

Dit habitatrichtlijngebied “Vlaamse Banken” werd geselecteerd op basis van een wetenschappelijke evaluatie van potentiële habitatrichtlijngebieden in het Belgische deel van de Noordzee. Het gebied “Vlakte van de Raan” werd in 2008 door een uitspraak van de Raad van State geannuleerd.

Het habitatrichtlijngebied “Vlaamse Banken” is een 1099,39 km2 groot habitatrichtlijngebied en bevindt zich in het zuidwestelijke deel van de Belgische Noordzee. Het grenst aan het Franse vogel- en habitatrichtlijngebied “Bancs de Flandres” en strekt zich uit tot ongeveer 45 km in zee. Het omvat dus zowel een deel van de territoriale wateren als een deel van de EEZ. Het voormalige habitatrichtlijngebied “Trapegeer-Stroombank” maakt hier deel van uit.

De Vlaamse Banken zijn aangewezen voor de bescherming van de “permanent met zeewater bedekte zandbanken” (Habitattype code 1110) en de “Riffen“ (Habitattype code 1170). Deze zandbanken en riffen zijn ecologisch de meest waardevolle habitats van onze Noordzee.

• De zandbanken worden gekarakteriseerd door vier macrobentische gemeenschappen; gemeenschappen van dieren die op of in de zeebodem leven. Elk van deze gemeenschappen wordt gekenmerkt door soorten, met een eigen diversiteit en dichtheid, die karakteristiek zijn voor bepaalde zeebodemtypen. Deze gemeenschappen komen niet geïsoleerd van elkaar voor: graduele overgangen tussen de gemeenschappen worden wijdverbreid in onze Noordzee aangetroffen.

- De Macoma baltica gemeenschap met een lage soortenrijkdom, maar vrij hoge dichtheid (gemiddeld 967 individuen/m²) van slibbige sedimenten;

- de Abra alba (of Mysella bidentata) gemeenschap met een hoge dichtheid (gemiddeld 6432 individuen/m²) en een hoge soortenrijkdom van slibrijk tot fijn zand;

- de Nephtys cirrosa gemeenschap met een lage dichtheid (gemiddeld 402 individuen/m²) en een lage soortenrijkdom van fijn tot medium zandige sedimenten;

- de Ophelia limacina (of Glycera lapidum) gemeenschap met een zeer lage dichtheid (gemiddeld 190 individuen/m²) en een soortenrijkdom van medium- tot grofzandige bodems.

• De twee biotopen die als “riffen” kunnen worden gekarakteriseerd, komen gescheiden in onze Noordzee voor:

- de riffen die door schelpkokerwormen (Lanice conchilega) worden gevormd, bevinden zich in ondiep water, dichter bij de kust. Deze aggregaties maken deel uit van de macrobentische gemeenschap Abra alba. Door samen te klitten vormen deze diertjes hun eigen micro-habitat, die op zijn beurt voor andere soorten interessant wordt. De schelpkokerwormen worden daarom ook “habitatingenieurs” genoemd die lokaal voor een erg verhoogde biodiversiteit zorgen;

- de grindbedden komen dieper in zee voor, vooral en in belangrijke mate ter hoogte van de Hinderbanken. De grindbedden vormen eveneens een soortenrijke biotoop met een rijke fauna en flora. Deze grindbedden vormden vroeger dé biotoop van de Europese oester, die, samen met de stenen, zwaar gekoloniseerd waren door een zeer eigen fauna. Grindbedden vervullen een belangrijke functie als broed- en kinderkamer van vissoorten.

De Vlaamse Banken zijn niet geselecteerd voor de bescherming van soorten opgenomen in bijlage II van de Habitatrichtlijn, omdat de populaties van deze soorten in de Belgische zeegebieden van ondergeschikt belang zijn en omdat met de huidige kennis geen kerngebieden kunnen worden aangeduid die vooral voor deze soorten en voor een langere periode van belang kunnen zijn. Toch worden een aantal van deze soorten in de Vlaamse Banken waargenomen: op de eerste plaats de gewone zeehond en de bruinvis, die in de Belgische Noordzee in internationaal belangrijke aantallen (tot 2 % van de Noordzeepopulatie) kunnen voorkomen. Daarnaast komt ook de grijze zeehond voor. Zeldzaam of zeer zeldzaam komen de rivierprik, de fint en de steur voor.