Inhoudstafel:

Opvolging
Risico
Toxicovigilantie


Opvolging

Op de website van de FOD werden 2 jaarverslagen gepubliceerd op basis van de gegevens van 2010 en 2011 die als instrument dienen voor de marktanalyse. Het jaarverslag werd in 2012 geautomatiseerd en stelt u in de mogelijkheid om interactieve zoekacties te verrichten. De jaarlijkse marktanalyse van de biociden zorgt ervoor dat zowel de kwalitatieve als kwantitatieve evolutie van deze producten en werkzame stoffen kan worden opgevolgd. 

NLindic1graph
NLindic2graph

De stijging van het aantal biociden in 2010 houdt verband met de Europese verplichting tot kennisgeving van producten die tot dusver niet onder de toelatingsplicht vielen. Het verschil dat werd vastgesteld tussen het aantal en de hoeveelheid biociden of werkzame stoffen kunnen gelinkt worden aan het feit dat sommige bedrijven toelatingsaanvragen indienen zonder daadwerkelijk producten op de markt te brengen. 

Risico-indicator

Het PRPB beoogde een kwantificeerbare reductiedoelstelling van het risico zonder echter over het instrument te beschikken om dit risico te meten. Het PRPB heeft verschillende onderzoeken gefinancierd om risico-indicatoren te ontwikkelen zoals “BIBEL”, de biocide-indicator die ontwikkelt werd voor 2 van de 23 producttypes (8 en 18) waarmee enige vooruitgang geboekt werd op het vlak van de berekening van de onzekerheid van risico-indicatoren. Gezien de omvang van de werkzaamheden en de diversiteit aan biociden werd BIBEL echter niet verdergezet.
In 2012 werd een nieuwe benadering voor de risico-evaluatie van biociden ontwikkeld die gebaseerd is op de risico- en veiligheidszinnen (R/S) en de veiligheidsaanbevelingen en/of voorzorgsmaatregelen (S of P).
Elk van deze zinnen krijgen punten toegekend op basis van de impact die ze hebben op mens en/of milieu. Deze indicator moet nog worden uitgetest. 
 

Toxicovigilantie

logo centre antipoisonsToxicovigilantie registreert de gevallen van acute vergiftiging door pesticiden (biociden en gewasbeschermingsmiddelen) bij het Antigifcentrum.
In 2007 en in 2011 werden er registraties gedaan, en ook opvolgingen bij de personen die het Antigifcentrum telefonisch hebben gecontacteerd. De opvolging hiervan is lopende.
Toxicovigilantie is een wettelijke verplichting die ook kadert binnen het Federaal Reductieprogramma voor Pesticiden (FRPP)

 

Toxicovigilantie (Antigifcentrum): jaar 2014 - rapport 2015

In de maanden april t/m september 2014 waren er 1.560 oproepen voor een blootstelling aan een PPP of biocide. Dit is een stijging van 14% ten opzichte van dezelfde periode in 2011. Bij die 1.560 oproepen ging het in 438 (27%) gevallen om kinderen, 579 (35%) keer om volwassenen en 622 (38%) keer om dieren. Bij de kinderen viel 74% in de leeftijdsgroep van 1 tot 4 jaar. De oproepen kwamen van de familie (31%), eigenaar van het dier (25%), de blootgestelde zelf (18%), van medici (13%) en van dierenartsen (12%). Er waren in 2014 567 (36%) oproepen voor PPP, een status quo t.o.v. 2011. De voornaamste types van deze oproepen waren herbiciden (54%),mollusciciden (20%) en insecticiden (11%). Bij de 993 (64%) oproepen voor biociden waren de voornaamste types insecticiden (45%) en rodenticiden (32%). De verdeling tussen PPP en biociden was bij kinderen en volwassenen respectievelijk 20 - 80% en 51 - 49%. Bij volwassenen zijn de meeste blootstelling via de mond (63%), gevolgd door inademing (14%) en via de huid (13%). Bij kinderen zijn de blootstellingen zijn meestal oraal (94%). Er worden voor volwassenen weinig professionele blootstellingen (5%) gemeld aan het Antigifcentrum.
Er werden 465 van de 1.560 oproepen telefonisch gecontacteerd. Het ging hierbij om 496 blootgestelden. Bij 283 hiervan waren er symptomen, waarbij er bij 194 een causaal verband was. De symptomen waren als volgt verdeeld: 139 mineure, 31 matige, 16 ernstige symptomen en 8 fatale gevallen. Deze laatsten kwamen uitsluitend bij dieren voor. Het ging in 3 gevallen om metaldehyde, 3 maal om een raticide, 1 pyrethrine en 1 maal chlormequat.
Er waren 1.225 blootstellingen aan een oplossing van hypochloriet of chloro-isocyanuraat. Bij 116 hiervan ging het om een biocide, meestal een schimmelverwijderaar. Er waren 913 volwassenen, 264 kinderen en 48 dieren blootgesteld. De contactweg was bij volwassenen meestal door inademing (59%), via de mond (20%), in het oog (12%) en op de huid (7%). Bij kinderen was de contactweg vooral via de mond (75%), gevolgd door inademing (9%), op de huid (6%) en in het oog (5%). De leeftijd van de kinderen was in 84% van de gevallen 0 – 4 jaar. In 318 gevallen van inademing ging om een mengsel van hypochloriet met een ander product. De blootstellingen waren in 91% van de gevallen accidenteel. Bij de volwassenen waren er bij 81% van de oproepen symptomen, bij kinderen in 43% van de gevallen.
Hypochloriet in vaste vorm (tabletten, korrels) was verantwoordelijk voor 72 blootstellingen bij 45 volwassenen, 23 kinderen en 4 dieren. De meeste blootstellingen vonden plaats door inademing.

Een aanzienlijk percentage van de telefonische oproepen betreft de blootstelling van dieren (30%).
Bij tweede derde van de oproepen omtrent blootstelling van kinderen zijn kinderen betrokken tussen 1 en 4 jaar. De betrokken producten zijn meestal plaagbestrijdingsmiddelen (PT 18), rodenticiden, herbiciden en insecticiden voor landbouwkundig gebruik.


Contacteer ons : info.biocides@milieu.belgie.be
 

Document