Het Verdrag van Genève (WEB) (VN - 1979) inzake de grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (Long-range Transboundary Air Pollution, afgekort LRTAP) streeft op Europees niveau naar een beperking van de luchtvervuiling, om de mens en zijn omgeving te beschermen.

Het verdrag kwam tot stand onder leiding van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (United Nations Economic Commission for Europe, afgekort UNECE). Het had oorspronkelijk tot doel de gevolgen van de zure regen te beperken door de sulfide-uitstoot onder controle te houden. Sindsdien werd het verdrag aangevuld met verschillende protocollen. Het toepassingsgebied ervan werd uitgebreid: het omvat nu ook stikstofoxiden en fotochemische oxidanten, zware metalen en POP’s (Persistente Organische Verontreinigende Stoffen (POP) (HTML)).

Met de laatste wijziging, het Protocol van Göteborg (1999), wil men de uitstoot van zwaveldioxide, ammoniak, stikstofoxiden en vluchtige organische stoffen (net die laatste twee groepen liggen aan de basis van de ozonpieken) aanzienlijk beperken.

Dankzij het Verdrag inzake LRTAP (Long-range Transboundary Air Pollution) konden talrijke gegevens over luchtvervuilende stoffen worden bijeengezameld. Het zorgde ook voor een betere uitwisseling van kennis en ervaring op dat vlak.

De Europese Commissie heeft overigens samen met de Verenigde Staten een nieuwe ’task force’ opgericht die zich, in het kader van het LRTAP-verdrag, bezighoudt met de luchtverontreiniging.

De Europese Unie heeft nu de fakkel overgenomen. Verschillende Europese richtlijnen beogen een vermindering van de uitstoot van de betreffende polluenten. Zo legt de Europese Richtlijn 2001/81/EG (.PDF) de grenswaarden vast voor de uitstoot van bepaalde luchtvervuilers. Ze bepaalt dat de lidstaten deze ’plafonds’ of maximale uitstootwaarden voor bepaalde polluenten, onder andere stikstofoxiden en vluchtige organische stoffen, niet mogen overschrijden. Voor België betekent dit dat tegen 2010 de uitstoot van NOx moet worden gehalveerd en de uitstoot van VOS met 60 % moet afnemen (ten opzichte van 1990).

Elke lidstaat mag vrij kiezen welke maatregelen hij uitwerkt om deze doelstellingen te halen. De Europese Richtlijn 2004/42/EC (.PDF), die nu van kracht is, beoogt een drastische vermindering van het gehalte aan oplosmiddelen in verven en vernissen.

Met het 'Clean Air For Europe’-programma (WEB) (CAFE - Schone lucht voor Europa) wil men tegen 2020 komen tot een bevredigende luchtkwaliteit, die geen onaanvaardbare gevolgen meer heeft voor de menselijke gezondheid en het milieu. De stuurgroep van dat programma bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten, de Wereldgezondheidsorganisatie, verschillende industriële sectoren, milieu-ngo's en Europese agentschappen.

Om deze ambitieuze doelstellingen te halen, zijn er thematische strategieën uitgewerkt die de richting aangeven naar 2020. De Strategie spitst zich toe op de vijf belangrijkste polluenten, waaronder de ozonprecursoren. Die vijf polluenten zijn: de fijne stofdeeltjes (PM 2,5), NH3, NOx, SO2 en de vluchtige organische stoffen. De nieuwe Richtlijn 2008/50/EG (.PDF), die in april werd goedgekeurd, legt een grenswaarde vast voor fijne stofdeeltjes met een diameter van minder dan 2,5 micrometer die tegen 2013 bindend wordt.

Een van de principes van het CAFE-programma bestaat erin ervoor te zorgen dat de analyses berusten op de beste beschikbare informatie. De belangrijkste evaluatiemiddelen worden trouwens aan een kritische, onafhankelijke analyse onderworpen vooraleer ze worden ontwikkeld en in studies gebruikt.