De tweede pijler van het Verdrag van Aarhus legt het concept van de inspraak vast. Dit concept is geïnspireerd op het principe 10 van de verklaring van Rio: ' Vraagstukken op milieugebied worden het best aangepakt met deelneming van alle betrokken burgers op het relevante niveau '.
Dit principe is een belangrijke en onvermijdelijke hoeksteen van de democratie. Omdat het enerzijds iedereen de mogelijkheid biedt om zijn stem te laten horen en, anderzijds de overheidsbeslissingen transparantie verleent. De actieve inspraak van de burger bij het besluitvormingsproces versterkt aldus de motivering van die keuzes, over elk milieuvraagstuk en de gevolgen ervan voor onze leefwereld of gezondheid.

Raadpleeg de lopende inspraakprocedures op de home page
en de afgelopen raadplegingen.

Wat zijn de basisregels van de inspraak van de burger?

De basisregels die het Verdrag aan de overheid oplegt zijn, in een notendop: informeren, voldoende tijd geven, en rekening houden met. Om te kunnen participeren moet men eerst geïnformeerd zijn. Het is dus van belang dat de burger beschikt over correcte en precieze informatie die op het juiste moment wordt verleend. Wat de inspraaktermijn betreft, moet deze zo vroeg mogelijk beginnen te lopen, vanaf het prille begin van het proces, wanneer alle opties mogelijk blijven, en dit volgens een vooraf opgestelde tijdschema. Ten slotte moet de betrokken overheidsinstantie uiteraard rekening houden met de resultaten van de inspraak bij het nemen van de uiteindelijke beslissing. Ze moet het publiek ook inlichten over de wijze waarop rekening gehouden werd met de resultaten van de inspraak. Als bij de besluitvorming geen rekening werd gehouden met de opinie van het publiek, moet de overheidsinstantie hierover uitleg geven.

Wie heeft recht op inspraak?

Alleen de personen die rechtstreeks betrokken zijn bij de problematiek in kwestie kunnen inspraak hebben bij het besluitvormingsproces.

  • Het profiel van dit publiek moet vooraf door de overheid worden bepaald.
  • Het Verdrag (artikel 2.5) neemt milieuverenigingen trouwens sowieso op in het doelpubliek.

Wat zijn de verschillende soorten van besluitvorming met betrekking tot het milieu?

Het recht op inspraak betreft vier types van besluitvorming:

  1. het verlenen van vergunningen door de overheid voor bepaalde activiteiten of installaties;
  2. het uitwerken van milieuplannen of  -programma's;
  3. het ontwikkelen van een milieubeleid;
  4. het voorbereiden van de reglementering.

Concreet:

Noot: zie Hoe wordt de inspraak in België georganiseerd? voor meer info over de overheidsinstanties die bevoegd zijn voor deze verschillende vormen van inspraak.

  1. Inspraak bij het verlenen van vergunningen door de overheid voor bepaalde activiteiten of installaties.

    Deze vaak voorkomende vorm van inspraak vindt men vooral terug bij het verlenen van vergunningen, zoals milieuvergunningen. Ze wordt toegepast bij vergunningsaanvragen voor specifieke activiteiten of projecten uit bepaalde sectoren die als zeer vervuilend worden beschouwd (chemie, energie, afval…) en stelt het publiek in staat om tussen te komen in de besluitvormingsprocedure.Twee artikels van het Verdrag van Aarhus behandelen deze vorm van inspraak:
    Artikel 6 bepaalt in het algemeen het volgende:

    • de informatie betreffende de vergunningsaanvraag voor deze activiteiten of projecten moet gratis ter beschikking van het publiek worden gesteld.
    • de bevoegde overheidsinstanties moeten ook het publiek inlichten over de genomen beslissingen en die kunnen verantwoorden.
    • tenslotte kunnen ook rechtsmiddelen worden aangewend via een beroepsprocedure (zie artikel 9.2 van het Verdrag).

    Artikel 6 bis, dat onder de vorm van een amendement in mei 2005 aan het Verdrag werd toegevoegd, heeft specifiek betrekking op de problematiek van de vergunningen in verband met GGO's.

  2. Inspraak bij milieuplannen en -programma's:

    Artikel 7 van het Verdrag biedt het publiek de mogelijkheid om deel te nemen aan het uitwerken van plannen en programma's. Het betreft hier de instrumenten die de overheid bepaalt om de activiteiten van onze samenleving in tijd en ruimte te organiseren en die rechtstreeks of onrechtstreeks met het milieu of onze leefomstandigheden te maken hebben. Enkele voorbeelden : de plannen die worden uitgewerkt inzake ruimtelijke ordening of de plannen die kaderen binnen een welbepaalde milieustrategie zoals bijvoorbeeld in de strijd tegen klimaatsveranderingen, het afvalbeheer of het natuurbehoud.

  3. Inspraak bij het ontwikkelen van een milieubeleid:

    Het Verdrag beveelt de overheidsinstanties aan om de burgers inspraak te verlenen bij de ontwikkeling van een milieubeleid (zie artikel 7, laatste zin). In België wordt deze vorm van inspraak vooral toegepast via plannen en programma's die veelal het meest geschikte en het meest gebruikte instrument blijken te zijn bij het ontwikkelen van een milieubeleid (zie vorige paragraaf : ' Inspraak bij milieuplannen en -programma's ').

  4. Inspraak bij het voorbereiden van de reglementering

    Het Verdrag erkent de rol van de burger bij het voorbereiden van de reglementering die door de overheid opgesteld wordt. Artikel 8 legt de overheid op om de nodige middelen aan te wenden die een efficiënte inspraak in de hand moeten werken. Deze inspraak kan ook plaatsvinden via representatieve overlegorganen.

Hoe wordt de inspraak in België georganiseerd?

De inspraakprocedures die in het Verdrag worden beoogd, belangen verschillende bevoegdheidsniveaus in België aan. De meest courante inspraakvormen, tijdens vergunningsprocedures, worden voor het grootste deel geregeld door de gewesten. Slechts voor een aantal uitzonderingen is de federale overheid bevoegd: het vergunnen van activiteiten in de Noordzee (onder Belgische rechtsbevoegdheid), en de exploitatie van kerncentrales.

Meer informatie?