Het 'dossier' van de genetisch gemodificeerde organismen (GGO's), dat regelmatig mediabelangstelling krijgt, wekt veel controverse en bezorgdheid zowel bij het publiek als bij de specialisten. De eerste tekst van het Verdrag verwees hiernaar, en liet de Staten veel vrijheid inzake de interpretatie van het inspraakprincipe. Sindsdien werd in mei 2005 een 'GGO-amendement' aan het Verdrag toegevoegd, tijdens de tweede Vergadering van de Partijen.
Dit amendement, dat in een nieuw artikel (art. 6 bis) werd gegoten, legt het principe vast van de inspraak van het publiek bij het toelaten van de doelbewuste introductie en het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen.

N.B. Dit amendement moet nog geratificeerd worden om in voege te kunnen treden. De Belgische wetgeving is hiermee echter al in overeenstemming via het Koninklijk Besluit van 21 februari 2005 dat onder andere het begrip 'doelbewuste introductie' verder uitdiept (zie 'Meer informatie' onderaan de pagina).

De doelbewuste introductie van GGO's onder het waakzaam oog van de burgers

Het GGO-amendement, dat bestemd is om de rechten van de burger te versterken, verduidelijkt de draagwijdte van de tweede pijler van het Verdrag van Aarhus ('inspraak bij het besluitvormingsproces') in geval van GGO's. Concreet verplicht dit amendement de overheid ertoe het publiek te raadplegen alvorens een veldproef of het in de handel brengen van een GGO toe te laten.

De drie pijlers aan het werk

De kwestie van de GGO's, die specifiek aan bod komt in de pijler 'inspraak', valt ook onder de twee andere pijlers, net zoals elke andere milieuaangelegenheid. Zodoende zijn de regels betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie en de toegang tot de rechter reeds van toepassing op de GGO's. Door het accent te leggen op de GGO's binnen het kader van de pijler 'inspraak' wil men het publiek de mogelijkheid bieden om zijn opinie te geven over de ontwikkelingen van de bedrijfsactiviteiten op dit gebied.

Doelbewuste introductie of ingeperkt gebruik: wat is het verschil?

Het GGO-amendement heeft het over doelbewuste introductie, zonder de betekenis van dit begrip verder toe te lichten. Waarover gaat het? Hoe kan men dit definiëren? Voor wat België betreft moet men hiervoor verwijzen naar de Europese (Richtlijn 2001/18/EG) en Belgische (Koninklijk Besluit van 21 februari 2005) regelgeving.

In België heeft de doelbewuste introductie betrekking op:

  • de verspreiding van GGO's met experimentele doeleinden (veldproeven of farmaceutische proeven);
  • het in de handel brengen van GGO's (invoer van graan/zaad, bewerkingen, diervoeders, teelt op het grondgebied van de EU) als product of in producten.

Het amendement heeft bijgevolg geen betrekking op het ingeperkt gebruik van GGO's, namelijk tijdens laboratoriumproeven.

Zijn er uitzonderingen op de toepassingen van de inspraak van het publiek?

Een overheidsinstantie kan beslissen om geen publieke inspraak te organiseren als, in het kader van een aanvraag om veldproeven :

  • een dergelijke introductie, in vergelijkbare biogeografische omstandigheden, reeds werd goedgekeurd door deze overheidsinstantie;
  • voldoende ervaring in vergelijkbare ecosystemen eerder werd opgedaan.

De overheidsinstantie kan ook beslissen om een dergelijke inspraak niet te organiseren als, in het kader van een aanvraag tot 'het in de handel brengen':

  • het in de handel brengen reeds door de betrokken partij werd goedgekeurd;
  • deze wetenschappelijke doeleinden heeft of kadert in het verzamelen van kweekculturen.

Wat zijn de regels van de inspraak van het publiek?

Een wettelijk kader regelt de inspraak van het publiek en bepaalt minimumgaranties voor de procedures. Zo moet het publiek binnen een redelijke tijdspanne kunnen participeren om tijdig zijn opinie te kunnen geven. Dit veronderstelt dat de overheid het publiek voorafgaandelijk en correct informeert over het inspraakproces en ook over de inhoud ervan.

  • Welke informatie moet worden verspreid over de inhoud van de toelatingsaanvraag?

De overheid moet een synthese maken van de toelatingsaanvraag inzake de doelbewuste introductie in het milieu of het in de handel brengen van een GGO. De volgende informatie moet altijd bekend worden gemaakt:

  • de algemene beschrijving van het betrokken GGO, de naam en het adres van de aanvrager, de beoogde objectieven en de plaats van de introductie in het milieu;
  • de opvolgingsmethodes en -plannen inzake het betrokken GGO en ook de methodes en plannen voor de noodmaatregelen;
  • de risico-evaluaties voor het leefmilieu.
     
  • Welke informatie moet er over het inspraakproces bezorgd worden?

De overheid moet het publiek correct inlichten over de elementen in het dossier die de inspraak kunnen vergemakkelijken. De burger moet een antwoord krijgen op de volgende vragen:

  • welke soort beslissing zal er worden genomen?
  • wie zal de uiteindelijke beslissing nemen?
  • hoe wordt de inspraakprocedure van het publiek georganiseerd?
  • waar kan het publiek terecht als er vragen zijn over het inspraakproces?
  • waar kan het publiek terecht met zijn bemerkingen en binnen welk termijn?

Hoewel het geen verplichting is, wordt de overheid verzocht om de resultaten van het inspraakproces in overweging te nemen vooraleer de uiteindelijke beslissing te nemen. Eens de beslissing genomen, moet de overheid het nodige doen om die samen met de onderliggende motivering bekend te maken.

Meer informatie: