De Hoge Gezondheidsraad heeft zijn advies bijgewerkt rond de vaccinatie tegen infecties veroorzaakt door het humaan papillomavirus (HPV) in het licht van nieuwe inzichten over HPV-infecties en -vaccins.

Humaan papillomavirus en baarmoederhalskanker

Een genitale HPV-infectie is één van de meest voorkomende seksueel overdraagbare infectieziekten en wordt meestal vanaf de eerste seksuele contacten doorgegeven. We weten dat het humaan papillomavirus (HPV) in vrijwel alle gevallen (99, 7%) van baarmoederhalskanker wordt teruggevonden. Ze is een noodzakelijke, maar onvoldoende voorwaarde voor de ontwikkeling van baarmoederhalskanker. Slechts een aantal zogenaamde hoogrisico HPV-types veroorzaken baarmoederhalskanker en bij de meeste vrouwen verdwijnt de infectie spontaan.

Daarnaast werd ook het verband tussen een HPV-infectie en genitale wratten aangetoond.

Bestaande aanbevelingen

De Hoge Gezondheidsraad beveelt sinds 2007 de vaccinatie tegen humane papillomavirussen aan als basisvaccinatie voor jonge meisjes van 10 tot en met 13 jaar om voornamelijk de ontwikkeling van baarmoederhalskanker en andere door het humaan papillomavirus veroorzaakte kankers bij vrouwen te voorkomen.

Humaan papillomavirus en andere types kanker

Dat er een verband bestaat tussen een persisterende humaan papillomavirus (HPV) infectie en andere vormen van anogenitale kanker zoals vulva-, vagina-, penis- of anuskanker is bevestigd en meer recent ook het verband met sommige orofaryngeale kankers. Aanvullend werd vastgesteld dat 30% van alle HPV-kankers bij mannen voorkomen en dat mannen die seks hebben met mannen (MSM) een verhoogd risico hebben op infectie en dysplastische en kankerletsels.

Nieuwe aanbevelingen

De Hoge Gezondheidsraad beveelt aan om met vaccinatie niet alleen de preventie van baarmoederhalskanker te beogen, maar ook van alle vormen van kanker waarin het humaan papillomavirus een rol speelt en om eveneens, gezien de morbiditeit, de preventie van anogenitale wratten na te streven.

Het aanbevolen vaccinatieschema:

  • algemene vaccinatie van adolescenten (meisjes en jongens) van 9 tot en met  14 jaar;
  • inhaalvaccinatie van jonge vrouwen en mannen van 15 tot en met 26 jaar, met specifieke aandacht voor MSM. Deze inhaalvaccinatie zal op individuele basis worden aangeboden;
  • vaccinatie van immuungecompromitteerde personen: transplantatiepatiënten en patiënten met HIV lopen een verhoogd risico.

                                       

Bijwerkingen en contra-indicaties

De bijwerkingen die het vaakst worden waargenomen zijn reacties op de injectieplaats (gerapporteerd bij bijna 80 % van de gevaccineerden in de eerste dagen na vaccinatie) en hoofdpijn (gerapporteerd bij 13 tot 15 % van de gevaccineerden in de 15 dagen na vaccinatie). Deze bijwerkingen zijn doorgaans mild tot matig in intensiteit en verdwijnen spontaan.

In een systematische review van de bijwerkingen kwam men tot het besluit dat de incidentie van twee zeldzame syndromen bij jonge gevaccineerde meisjes, namelijk het complex regionaal pijnsyndroom (CRPS) en het posturaal orthostatisch tachycardiesyndroom (POTS), niet afweek van de incidentie in de algemene bevolking.

Tijdens de zwangerschap wordt het toedienen van het vaccin niet aanbevolen.

Vrouwen die borstvoeding geven mogen, indien vereist, het HPV-vaccin krijgen.

Perspectieven

De doeltreffendheid van HPV-vaccinatie voor de bevolking hangt af van de bereikte vaccinatiegraad. De systematische screening naar (voorstadia van) baarmoederhalskanker blijft noodzakelijk voor zowel gevaccineerde als niet-gevaccineerde vrouwen. De aanbevelingen voor deze screening zullen worden aangepast in functie van de evolutie van de vaccinatie in de bevolking.

Het volledige advies nr. 9181 is te vinden op de website van de Hoge Gezondheidsraad: https://www.health.belgium.be/nl/advies-9181-humaan-papillomavirus