Bruinvis (Phocaena phocaena)

De bruinvis is de kleinste walvisachtige van de Noordzee. Het dier komt voor in alle koude en gematigde ondiepe zeegebieden van de Noord-Atlantische en de Stille Oceaan, en in de Baltische Zee. In de Zwarte zee en langs de kust van Noordwest-Afrika bevinden zich geïsoleerde populaties.
In het Belgische deel van de Noordzee leven ongeveer 4.000 individuen, hoewel dit sterk kan variëren naargelang de seizoenen. Bruinvissen zijn zeer mobiele dieren, waardoor hun aanwezigheid in een welbepaald gebied erg moeilijk te voorspellen is.

De bruinvis is als soort gevoelig voor verschillende externe invloeden: bepaalde vervuilende stoffen (zoals PCB’s) die via de voedselketen opgenomen worden en overbevissing, waardoor het aantal prooisoorten en bijgevolg hun voedselvoorraad afneemt. Ook raken ze soms verstrikt in netten of worden ze gedood bij het vissen op andere soorten (bijvangst).

Gestrande bruinvissen en andere zeezoogdieren worden opgevolgd door de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM). De resultaten van hun opvolgingswerk worden gerapporteerd aan ASCOBANS, de overeenkomst die kleine walvisachtigen beschermt in de Baltische Zee en de Noordzee.

bruinvis-Jan Haelters
Bruinvis- Jan Haelters-Kbin-Irsnb

De gewone zeehond (Phoca vitulina)

De gewone zeehond kwam in het verleden algemeen voor in het zuiden van de Noordzee, en dus ook in onze wateren en langs onze stranden. Nadat de soort bij ons zo goed als verdwenen was, is de zeehond aan een comeback bezig in het Deltagebied van Zuid-Holland en Zeeland. Daar wordt hij beter beschermd, is de waterkwaliteit beter, en bestaat er een programma voor de revalidatie en herintroductie van gestrande dieren. Aan onze kust vinden we geen kolonies of permanent verblijvende populaties van de gewone zeehond meer. Het aantal zeehonden dat van de buurlanden komt en een korte periode aan onze kust verblijft, is wel toegenomen maar blijft klein.

gewone zeehond-BMM-UGMM-MUMM
De gewone zeehond -BMM-UGMM-MUMM

De grijze zeehond (Halicoerus grypus) komt regelmatig in onze wateren voor maar wordt minder opgemerkt langs de kust of op het strand. Deze soort kan tot 2,5 m groot worden en is ernstig bedreigd door vervuiling, verstoring door menselijke activiteiten en verstrikking in warrelnetten. Dit zijn netten die op de zeebodem geplaatst worden (deze techniek heet “staand want”) en waarin vissen worden gevangen door ze te verstrikken.
Zeehonden hebben geschikte en onverstoorde plaatsen nodig voor rust en voor de voortplanting. Daarnaast is een goede waterkwaliteit en een goede voedselvoorziening belangrijk.

grijze zeehond-Misjel Decleer
De grijze zeehond - Misjel Decleer

Witsnuitdolfijnen (Lagenorhynchus albirostris) vinden we doorgaans verder uit de kust, bijvoorbeeld in de buurt van de Hinderbanken. Deze dolfijnsoort wordt tot 3 m groot en benadert vaak vaartuigen. De witsnuitdolfijn wordt vooral bedreigd door vervuiling en verstrikking in warrelnetten. Deze dolfijn voedt zich met vis en wordt bedreigd door vervuiling, akoestische en andere verstoringen, en bijvangst.

witsnuitdolfijnIMG_ christophe van driessche
Witsnuitdolfijnen -Christophe Van Den Driessche

Ook de tuimelaar (Tursiops truncatus) kwam tot het midden van de vorige eeuw in de zuidelijke Noordzee voor. Nu wordt hij nog zeer zelden waargenomen.

Rapport zeezoogdieren in België in 2015 (Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen)

Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) heeft een rapport uitgebracht over aangespoelde zeezoogdieren aan onze kust in 2015. Het gaat over een aanzienlijk aantal dieren maar daarnaast belicht het rapport ook de rijke mariene biodiversiteit in België.   

Het rapport wijst op de aanwezigheid van bruinvissen en zeehonden op onze stranden. Grotere zeezoogdieren zijn zeldzamer, hoewel het KBIN er wel een heeft geteld: een gewone vinvis, een walvis die werd binnengebracht in de haven van Gent op de boeg van een schip. In 2015 werden er in totaal 52 bruinvissen en 45 zeehonden op het strand gevonden. Een groot aantal zeehonden werd gered, maar geen enkele bruinvis. De belangrijkste doodsoorzaken van deze dolfijnen zijn incidentele vangst in visnetten en predatie door een andere mariene soort: de grijze zeehond.

Sinds een aantal decennia gebeurt de waarneming van aangespoelde zeezoogdieren meer systematisch, waardoor het mogelijk was om dit rapport op te stellen (in het NL met een samenvatting in het Frans en Engels). Het is beschikbaar op de website van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (https://www.naturalsciences.be/en/news/item/6355).