SEA Banner

De plannen en programma’s

Op welke plannen en programma's zal de wet van 13 februari 2006 (.PDF) van toepassing zijn? Met andere woorden, welk soort plannen en programma’s zullen beoordeeld moeten worden en voor welke moet een milieueffectenrapport worden opgesteld? 

Het toepassingsgebied van de wet wordt schematisch voorgesteld op de volgende figuur: Toepassingsgebied (.PDF) 

De begrippen “plan” en “programma” zijn niet specifiek gedefinieerd, noch op Europees niveau, noch op Belgisch niveau. Vandaar dat het niet volstaat dat de titel van het document één van die twee woorden bevat om automatisch een plan of een programma te zijn. En omgekeerd zal een document zonder de vermelding van de woorden “plan” of “programma” niet noodzakelijk buiten het toepassingsgebied van de wet vallen. Volgens de Raad van State hebben de termen “plan” en “programma” betrekking op de beslissingen “die een logische aaneenschakeling van acties of operaties bepalen met het oog op het bereiken van een welbepaald doel […] of die het kader bepalen waarbinnen het uitvoeren van activiteiten op een welbepaalde plaats kan worden toegestaan”.

De begrippen “plan” en “programma”

Worden beschouwd als “plannen en programma’s” volgens de wet van 13 februari 2006 (.PDF), de plannen en programma’s die:
a) zijn opgesteld en/of aangenomen door een federale overheid of opgesteld door een federale overheid om te worden aangenomen door de federale Wetgevende Kamers of door de Koning;
b) en die door wetgevende, regelgevende of administratieve bepalingen zijn voorgeschreven;

De wet is ook van toepassing indien de betrokken plannen en programma’s een wijziging ondergaan, voor zover die gevolgen heeft voor het milieu.


De betrokken personen

Het zijn voornamelijk de federale administraties die onder de wet van 13 februari vallen. De wet is niet van toepassing op de plannen en programma’s die privé-instellingen voor hun eigen rekening opstellen. Als zij echter handelen in opdracht van de federale overheid dienen zij zich aan de wet te houden.

De betrokken sectoren

HoogspanningslijnDe wet geeft eerst en vooral een opsomming van de plannen en programma’s waarvoor de beoordeling van de gevolgen verplicht is. Daaronder vindt men bijvoorbeeld de plannen en programma’s met betrekking tot de elektriciteitsmarkt (productie, bevoorrading, vervoer), de bevoorrading van aardgas, het beheer op lange termijn van radioactief afval of de plannen en programma’s met betrekking tot de exploratie en de exploitatie van niet-levende rijkdommen van de Noordzee.

Naast deze duidelijk omschreven sectoren bepaalt de wet ook dat bij alle plannen of programma’s die niet in de lijst voorkomen maar die "aanzienlijke" effecten op het milieu kunnen hebben, de gevolgen van hun acties beoordeeld moeten worden.

Maar hoe uitmaken of een bepaald plan “aanzienlijke” effecten zal hebben?
Het zal aan de Ministerraad zijn om dit te beslissen, op basis van een voorstel van de Minister die het dossier in kwestie behandelt en na advies van een raadgevend comité. Om de mogelijke aanzienlijke effecten te kunnen bepalen zal de beslissing genomen worden op basis van criteria die opgesomd worden in bijlage I (.PDF) van de wet.

Over de grenzen

Als de auteur van een plan of programma in het buitenland denkt dat de uitvoering ervan aanzienlijke effecten voor het milieu op Belgisch grondgebied kan hebben, dienen de Minister van Leefmilieu, het Adviescomité (HTML) evenals de gewestregeringen daarvan op de hoogte te worden gebracht. Uiteraard geeft degene die het plan of programma uitwerkt hun gedetailleerde informatie over het project. De Belgische federale overheid heeft dan 45 dagen om te beslissen of het plan of programma al dan niet daadwerkelijk gevolgen kan hebben voor het milieu, en dus of het publiek erover geraadpleegd moet worden.
En omgekeerd, indien een Belgisch plan in een buurland aanzienlijke effecten op het milieu kan hebben maakt de auteur van het plan of programma op basis van het advies van het Comité uit of het plan of het programma daadwerkelijk die effecten op het milieu heeft in dat derde land. Zo nodig ontvangt dit land het ontwerpplan of –programma, evenals een beschrijving van de opstellings- en beoordelingsprocedure. De overheid van dit land kan dan beslissen om deel te nemen aan het beoordelingsproces van het plan of het programma. Logischerwijs zal de auteur van het plan of programma rekening moeten houden met de resultaten van deze “grensoverschrijdende” raadpleging, zoals dit het geval is voor de nationale raadpleging, om zijn eindbeslissing te nemen.

Een schematische voorstelling van deze grensoverschrijdende procedure vindt u hier: grensoverschrijdende procedure (.PDF)