Levensmiddelen kunnen besmet zijn door ziekteverwekkende bacteriën die intoxicaties kunnen veroorzaken. Ze kunnen chemische stoffen bevatten die schadelijk zijn voor onze gezondheid. Men kan er ingrediënten aan toevoegen die een risico voor de gezondheid kunnen vormen indien de hoeveelheid te hoog is. Het etiket van levensmiddelen kan misleidende of bedrieglijke informatie bevatten, of informatie die belangrijk is voor de consument om de levensmiddelen correct te bewaren of om weloverwogen consumptiekeuzes te maken. Levensmiddelen zitten in verpakkingen waarvan de bestanddelen in de voeding kunnen terechtkomen. De industrie innoveert, ontwikkelt nieuwe levensmiddelen en gebruikt nieuwe technologieën…. De gezondheid en de belangen van de consument moeten dus beschermd worden, en een eerste stap daarin is het vastleggen van voedingsnormen die de economische actoren van de voedselketen in acht zullen moeten nemen. Dat is een van de essentiële activiteiten van risicobeheer.

De voedingswetgeving heeft als doelstelling een hoog niveau van bescherming van het leven en de gezondheid van de mens te verzekeren en de belangen van de consument te beschermen. Die doelstelling is opgenomen in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Een andere doelstelling is het garanderen van het vrije verkeer, in de Europese Unie, van producten die in overeenstemming zijn met de principes en de voorschriften van de voedingswetgeving.

Op Europees niveau bepaalt Verordening (EG) Nr. 178/2002, ook « General food Law » genoemd, de basisdefinities, de algemene basisprincipes en de algemene voorschriften van de voedingswetgeving. Die Verordening vormt de wettelijke grondslag voor alle specifieke voedingsnormen van de secundaire wetgeving, zoals bijvoorbeeld etiketteernormen, normen rond additieven, normen rond contaminanten enz., en hanteert een geïntegreerde aanpak « van boer tot bord », waarbij elke sector en elke actor van de voedselketen betrokken worden.

Op Belgisch niveau is het wettelijke kader van de voedingsnormen de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere produkten. Andere wetten kunnen ook van toepassing zijn voor bepaalde normen, zoals bijvoorbeeld de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming voor de normen inzake samenstelling en etikettering.

 

Bij het uitwerken van de voedingswetgeving moet rekening gehouden worden met een aantal principes, in het bijzonder de volgende principes:

  • De wetgeving moet over het algemeen gebaseerd zijn op een risicoanalyse. Dat betekent met name dat er over de regelgeving beslist zal worden volgens een zogenaamd « risicobeheerproces », dat de verschillende mogelijke opties tegen elkaar afweegt, rekening houdende met de resultaten van de wetenschappelijke risicobeoordeling, de andere legitieme factoren (bijvoorbeeld: de technische haalbaarheid van de maatregelen, de economische impact, de haalbaarheid van de controle, de traditie, de maatschappelijke impact, …) en eventueel het voorzorgsprincipe (zie verder). Het is de bedoeling om de meest geschikte en de meest doeltreffende maatregelen vast te leggen in overeenstemming met het risico;
  • De wetgeving kan een beroep doen op het voorzorgsprincipe als er informatie voorhanden is over de mogelijke schadelijke gevolgen voor de gezondheid maar er nog altijd wetenschappelijke onzekerheid blijft bestaan;
  • De partijen die belang hebben bij de regelgevingsontwerpen, inclusief de burgers, moeten in alle fasen open en transparant geraadpleegd worden, ofwel rechtstreeks ofwel via vertegenwoordigende organen. In België gebeurt die raadpleging via de adviesraad inzake voedingsbeleid en andere producten.
  • De internationale normen, als die voorhanden zijn of in een goedkeuringsfase zitten, worden bij de uitwerking van de voedingswetgeving in aanmerking genomen. Het gaat voornamelijk om de normen van de Codex Alimentarius. Dit principe vergemakkelijkt de aanvaarding van de normen door andere landen en maakt het mogelijk om conflicten te vermijden die geregeld worden door de Wereldhandelsorganisatie (WTO).    

Wie werkt de voedingswetgeving uit?

De grote meerderheid van de voedingsnormen wordt op Europees niveau geharmoniseerd. Dezelfde normen zijn van toepassing in alle lidstaten van de Europese Unie. Over de regelgeving beslissen de Europese instellingen, volgens een zogenaamde gewone wetgevingsprocedure (vroeger « medebeslissing » genoemd) of volgens een proces waarbij bevoegdheden worden overgedragen aan de Europese Commissie, de « comitologieprocedure ». De bevoegde overheden van de lidstaten nemen rechtstreeks deel aan de verschillende fasen van die procedures. Voor België is dat de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

In de sectoren die op Europees niveau niet geharmoniseerd zijn (bijvoorbeeld planten en hun extracten, niet-plastic materialen die in contact komen met levensmiddelen) worden de nationale voedingsnormen uitgewerkt door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, met uitzondering van de normen inzake hygiëne (zie FAVV daaromtrent ).

Andere interessante links: