De Vogelrichtlijn (2009/147/EG) van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand en de Habitatrichtlijn (92/43/EEG) van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna vormen de hoekstenen van het Europese biodiversiteitsbeleid. 
De Vogelrichtlijn definieert richtlijnen op Europees niveau voor de bescherming en het beheer van in het wild levende vogelsoorten, in de eerste plaats met betrekking tot menselijke activiteiten (jacht, verstoring, …). Door de goedkeuring van de Vogelrichtlijn in 1978 gaf de Europese Gemeenschap gevolg aan de uitvoering van twee verdragen van de “Raad van Europa”: het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn.
Door de Vogelrichtlijn moeten de Europese lidstaten er onder andere voor zorgen dat:
• de populaties van de in het wild levende vogelsoorten behouden blijven (art. 2) en dat hiervoor een aantal maatregelen worden getroffen (art. 3);
• speciale beschermingszones (“Vogelrichtlijngebieden”) worden ingesteld voor de zeldzame en bedreigde in het wild levende vogelsoorten, opgesomd in bijlage 1 bij de Vogelrichtlijn, en voor migrerende soorten die regelmatig in de betrokken lidstaat voorkomen (art. 4);
• een aantal verbodsbepalingen worden ingevoerd om in het wild levende vogelsoorten te beschermen (zoals een verbod op de vangst, op het verstoren van de broedperiode, of op het houden van niet bejaagbare soorten) (art. 5);
• een aantal beperkingen worden ingevoerd met betrekking tot de verkoop of het houden van in het wild voorkomende vogels (art. 6);
• voorwaarden worden opgesteld voor de jacht op of het doden van in het wild levende vogelsoorten (art. 7, 8 en 9);
• mits bepaalde voorwaarden, wetenschappelijk onderzoek op in het wild levende vogelsoorten mogelijk wordt gemaakt (art. 10);
• de introductie van in het wild levende vogelsoorten aan een aantal voorwaarden wordt gebonden (art. 11).

De Habitatrichtlijn is de tweede richtlijn voor natuurbescherming in de Europese Unie. Omdat naast in het wild levende vogelsoorten ook vele andere soorten bedreigd zijn en de kwaliteit van natuurlijke en half-natuurlijke habitats snel achteruitgaan, keurde de Europese Unie in 1992 de Habitatrichtlijn goed, waarmee zij verder gevolg gaf aan de uitvoering van het Verdrag van Bern.

De Habitatrichtlijn eist dat de lidstaten onder andere:
• de beschermde habitats en soorten (bijlage I en II) in een “gunstige staat van instandhouding” houden of herstellen;
• speciale beschermingszones (“habitatrichtlijngebieden”) instellen voor soorten en habitats (bijlagen I en II). Samen met de “vogelrichtlijngebieden” vormen de “habitatrichtlijngebieden” het Natura 2000-netwerk van Europees beschermde gebieden (art. 3);
• maatregelen instellen om de soorten en habitats uit de bijlagen I en II die in deze beschermingszones voorkomen in een “gunstige staat van instandhouding” te behouden of te herstellen (art. 6);
• plannen en projecten aan een passende beoordeling onderwerpen om te evalueren of er al dan niet een significant effect is op de integriteit van het Natura 2000-gebied. Plannen en projecten worden toegelaten als er geen alternatieven zijn en er dwingende redenen van openbaar belang zijn. In dit geval moeten er wel compenserende maatregelen worden genomen om de coherentie van het Natura 2000-netwerk te verzekeren (art. 6);
• streven naar een adequaat beheer van wilde fauna en flora met betrekking tot de ruimtelijke ordening (art. 10);
• de beschermde habitats en soorten monitoren (art. 11);
• een aantal verbodsbepalingen instellen voor de bescherming van soorten uit bijlage II en IV (bijvoorbeeld verbod op opzettelijk doden van deze soorten, opzettelijk verstoren tijdens de broedperiode, handelsverboden, …) of, wanneer noodzakelijk, van soorten uit bijlage V (art. 12 tot 16).

Meer informatie over de Vogel- en Habitatrichtlijn in de EU (beheer van Natura 2000-gebieden; richtsnoeren voor plannen en projecten, financiering van Natura 2000, …) vindt u op de website van de Europese Commissie.

De dienst Marien Milieu is verantwoordelijk voor de opvolging van het soortenbeleid en voor het beheer van de mariene beschermde gebieden, in het bijzonder de Natura 2000-gebieden. De perationele Directie Natuurlijk Milieu (OD Natuur) is belast met de permanente monitoring.


Informatie over de uitvoering van deze richtlijnen in het Belgische deel van de Noordzee vindt u in de brochure “Belgische Noordzee - Levend water”.