In uitvoering van de Vogelrichtlijn werden in het Belgische deel van de Noordzee drie gebieden geselecteerd als Vogelrichtlijngebied of Speciale Beschermingszone: SBZ1, SBZ2 en SBZ3.
De vogelrichtlijngebieden werden geselecteerd op basis van het rapport van de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee en het Schelde-estuarium (BMM) over het ornithologisch belang van de Belgische zeegebieden.

Speciale beschermingszone 1 (SBZ1)

Dit vogelrichtlijngebied van 110,01 km2 omvat het mariene gebied voor Koksijde. Het strekt zich ongeveer uit van Nieuwpoort tot aan de Franse grens en reikt tot 6 zeemijl uit de kust. Het bestaat uit zeer ondiepe zandbanken en depressies tussen deze zandbanken. Bij laagwater bevinden de toppen of kruinzones van deze zandbanken zich op nauwelijks enkele meters diepte en vallen soms plaatselijk droog. De banktoppen, geulen en watermassa hebben een eigen fauna die belangrijk is als voedselbron voor de verschillende zeevogels.

Door de nabijheid van het Kanaal wordt de waterkwaliteit in dit gebied eerder bepaald door water dat door het Kanaal beweegt dan door het water van het Schelde-, Maas- en Rijnestuarium dat met nutriënten en vuilvrachten verrijkt is.
Het gebied is door de geringe diepte grotendeels ontoegankelijk voor scheepvaart en is vooral ‘s winters aantrekkelijk voor de rustminnende soorten (fuut, roodkeelduiker en zwarte zee-eend). Vooral futen hebben een sterke voorkeur voor het gebied en komen er soms in grote aantallen voor (tot > 1% van de Europese populatie en tot 15 % van de totale populatie van onze Noordzee). De laatste jaren (sinds 2000) worden er meer zwarte zee-eenden waargenomen maar hun aantallen blijven toch meestal beperkt (gemiddeld 449 exemplaren, maar soms ook wel meerdere duizenden).

Het gebied is voor zeevogels ook belangrijk om voedsel te vinden (te foerageren) en te rusten. Het is aangewezen als speciale beschermingszone vanwege het belang voor de fuut en de grote stern. In het gebied komen tevens belangrijke aantallen roodkeelduikers, zwarte zee-eenden, dwergmeeuwen, kleine mantelmeeuwen en grote mantelmeeuwen voor. Enkel voor de visdief en de dwergstern is dit gebied niet belangrijk.

Dit en het volgende Vogelrichtlijngebied (SBZ2) overlappen voor een deel met het RAMSAR gebied “Westelijke kustbanken” dat tot een diepte van 6 m gaat en dat aangeduid is voor de daar verblijvende zee-eenden en futen (Melanitta nigra, Melanitta fusca, Somateria molissima en Podiceps cristatus).

Speciale beschermingszone 2 (SBZ2)

Dit vogelrichtlijngebied van 144,80 km2 omvat het mariene gebied voor Oostende dat zich uitstrekt tot ongeveer de Oostendebank. Dit gebied heeft een gelijkaardige ondergrond van zandbanken en depressies als SBZ1, en ook een fauna die belangrijk is als voedselbron voor de verschillende zeevogels.

Ook dit gebied is voor zeevogels belangrijk om te foerageren en te rusten. Het is aangewezen als speciale beschermingszone vanwege het belang voor de dwergstern (ongeveer 15 % van de totale populatie van onze Noordzee), de fuut, de dwergmeeuw, de visdief en de grote stern. In het gebied komen tevens belangrijke aantallen roodkeelduikers, zwarte zee-eenden, kleine mantelmeeuwen en grote mantelmeeuwen voor.

Grote delen van het gebied worden druk bevaren. Daar worden vooral sternen en meeuwensoorten waargenomen die profiteren van de sterke helling van de geulen, foerageren op stroomnaden of afkomen op het gemakkelijk te verkrijgen voedsel dankzij het scheepsverkeer. De delen waar doorgang van scheepvaart door ondiepe zandbanken wordt bemoeilijkt, worden dan weer vooral gebruikt door rustminnende soorten (fuut, roodkeelduiker en zwarte zee-eend).

Speciale beschermingszone 3 (SBZ3)

Het gebied SBZ3 van 50.95 km2 omvat het mariene gebied voor Zeebrugge. Het gebied is van groot economisch belang als toegang tot de haven van Zeebrugge. Een aantal bentische soorten – soorten die in of op de zeebodem leven – en vooral een aantal vissoorten (smelt, haring, sprot, …) die in het havengebied door de schroefwerking van schepen verstoord worden, staan op het menu van zeevogelsoorten zoals de grote stern, de visdief en de dwergstern. Zij broeden in het aanpalende Vlaamse Vogelrichtlijngebied “Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist”. Het is aangewezen als speciale beschermingszone vanwege het belang voor de visdief en de dwergmeeuw (ongeveer 15 % van de totale populatie van onze Noordzee).

Het gebied wordt druk bevaren en wordt daarom nauwelijks gebruikt door rustminnende soorten. Binnen het gebied is vooral de overgang tussen de Wenduinebank en het diepere water ten noorden daarvan als foerageergebied voor sternen van belang.

Naast de Vogelrichtlijngebieden is het gehele Belgische deel van de Noordzee van essentieel belang voor het voortbestaan van een aantal soorten, zoals de fuut, de roodkeelduiker, de zwarte zee-eend, de dwergmeeuw, de kleine mantelmeeuw, de grote mantelmeeuw, de grote stern, de visdief en de dwergstern.