Fotokopieertoestellen en laserprinters produceren vrij grote hoeveelheden troposferisch ozon. Daarom moeten de ruimten waarin deze apparaten staan goed worden verlucht.
Buiten is ozon echter géén vervuilende stof die rechtstreeks het gevolg is van menselijke activiteiten. Het is dus een ‘secundaire’ vervuiler die in heel specifieke omstandigheden ontstaat uit bepaalde vervuilende stoffen die men ’ozonprecursoren’ (voorlopers van ozon) noemt.
Die ozonprecursoren zijn:
· stikstofoxiden (NOx), meer bepaald stikstofdioxide (NO2) en stikstofmonoxide (NO);
· vluchtige organische stoffen (VOS).
Stikstofoxiden en vluchtige organische stoffen worden voortgebracht door het wegverkeer (op zich al goed voor bijna de helft van de NOx-uitstoot), industriële verbrandingsinstallaties, elektriciteitscentrales, de vervaardiging en het gebruik van producten die oplosmiddelen bevatten (verf, inkt, vernis, lijm, schoonmaak- en verdunningsmiddelen…), industriële processen, de raffinage en distributie van aardolieproducten en in geringe mate ook door de huishoudens (door de verbranding in verwarmingsinstallaties).
De verschillende bestanddelen
De reacties bij de vorming en afbraak van troposferisch ozon zijn vrij ingewikkeld. Wat moeten we onthouden?
De vluchtige organische stoffen (VOS) vormen een grote groep van chemische verbindingen. Ze bevatten minstens één koolstof- en één waterstofatoom en komen door hun dampspanning en kookpunt bij omgevingstemperatuur in gasvorm voor in de atmosfeer. Koolstofdioxide (CO2) en koolstofmonoxide (CO) vallen hier dus niet onder.
Sommige VOS in de atmosfeer, zoals terpenen en pinenen, worden in veel grotere mate voortgebracht door de natuur (vegetatie) dan door menselijke activiteiten. Die stoffen dragen eveneens bij tot het ontstaan van troposferische ozonconcentraties.
Behalve de aanwezigheid van vervuilende precursoren zijn ook UV-straling en warmte onmisbaar voor de vorming van ozon.
De ozonconcentratie in de lucht schommelt in de loop van de dag. ’s Morgens is ze het laagst, daarna neemt ze geleidelijk aan toe. Tussen halverwege de namiddag en het begin van de avond bereikt ze haar maximum. ’s Nachts daalt ze dan opnieuw geleidelijk aan.
De polluenten die overdag ozon ’vormen’, zijn dezelfde als die welke ’s nachts zorgen voor de afbraak ervan.
Stikstofmonoxide (NO), in grote hoeveelheden uitgestoten door het wegverkeer, draagt in grote mate bij tot de afbraak van ozon. Om die reden stelt men tijdens ozonpieken vaak grotere ozonconcentraties vast op het platteland dan in steden: er is minder verkeer, waardoor de lucht minder ‘vervuild’ is met stikstofmonoxide… dat dus niet kan helpen de gevormde ozon af te breken.
Hoe kunnen we de uitstoot van precursoren verminderen?
Het is niet eenvoudig om de uitstoot van precursoren te verminderen: door de complexe chemie van ozon en van de atmosfeer zou het kunnen dat aanvankelijk (gedurende enkele jaren) maatregelen gericht op het verminderen van de uitstoot van stikstofoxide juist een verhoging van de ozonconcentratie tot gevolg hebben. Een vermindering van de VOS daarentegen zorgt voor een daling van de ozonconcentratie.
Gezien de huidige concentratie van vervuilende precursoren in de lucht hebben maatregelen op korte termijn tijdens een ozonpiek bovendien vaak weinig effect op de ozonconcentraties: in het beste geval vermindert de concentratie met enkele procenten, maar ze kan net zo goed toenemen.
Er is maar één oplossing: een Europees beleid op lange termijn gericht op een sterke afname van de hoeveelheid vervuilende precursoren, in combinatie met doeltreffende maatregelen op korte termijn bij ozonpieken. Zie Internationale en europese acties (HTML) en Wat doet België? (HTML)