Parasieten, virussen, bacteriën en schimmels kunnen aan de oorsprong van bijenziekten liggen. Een aantal van deze ziekteverwekkers zijn aangifteplichtig om te voorkomen dat ze zich verder verspreiden.

De onderstaande lijst van aangifteplichtige ziekten ligt vast in het Koninklijk Besluit van 7 maart 2007 betreffende de bestrijding van de besmettelijke ziekten van de bijen.
Bij een vermoeden van uitbraak van één van deze dierziekten moet de imker onmiddellijk aangifte doen bij de PCE, de Provinciale Controle-eenheid (PCE) van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV).

Varroase

Een belangrijke ziekteverwekker voor onze honingbijen is de varroa destructor. Deze mijt werd in 1984 voor het eerst in België opgemerkt en heeft zich sindsdien over het hele land verspreid.

De parasiet nestelt zich, kort voor het sluiten van het broed, in de broedcellen om zich te vermenigvuldigen. Hij voedt zich met de hemolymfe, het ‘bloed’ van de larven, waardoor de jonge bijen verzwakt of misvormd worden.

De bestrijding van de varroamijt vraagt een geïntegreerde aanpak. Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) stelt ieder jaar een bestrijdingsadvies voor varroa op, dat via de imkersbonden wordt verspreid. In dit advies wordt niet alleen aandacht besteed aan behandeling met dierengeneesmiddelen maar ook aan biotechnische methoden zoals het verwijderen van het darrenbroed.

Acariose

De tracheeënmijt of acarapis woodi mijt is een parasiet die in de ademhalingsopeningen van jonge bijen binnendringt en zich in de bovenste luchtwegen of tracheeën voortplant. Hij voedt zich met de hemolymfe door gaatjes in de wand van de luchtbuis te prikken. De uitwerpselen van de mijten blijven in de tracheeën zitten, waardoor die verstoppen. De bijen raken verzwakt en sterven.

Amerikaans vuilbroed

Amerikaans vuilbroed wordt veroorzaakt door de bacterie Paenibacillus larvae subsp. larvae. Het is een broedziekte, wat betekent dat enkel de jonge larven ziek worden. Bijzonder aan de bacteriën is dat ze in extreme omstandigheden spores vormen, die jarenlang zelfs in extreme omstandigheden kunnen overleven.

De bijenlarven kunnen deze spores via hun voedsel opnemen. Eenmaal in het darmkanaal ontkiemen deze opnieuw tot bacteriën en breken door de darmwand heen om zich te voeden met de hemolymfe en te vermenigvuldigen. Dit leidt onvermijdelijk tot de dood van de larve, waarna de bacteriën opnieuw spores vormen om te kunnen overleven. De bijen die de resten van de larve opruimen, raken op die manier ook besmet en kunnen zo de ziekte verspreiden in de bijenkorf.

De ziekte mag niet met geneesmiddelen worden behandeld maar moet worden ingedijkt, onder meer door een schutkring rond de besmettingshaard op te trekken. Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) beslist of de aangetaste bijenkolonies verdelgd en verbrand moeten worden, of saneringsmaatregelen krijgen opgelegd (zie artikel 13 van het KB van 07 maart 2007).

Europees vuilbroed

Ook bij Europees vuilbroed gaat het om een bacteriële besmetting (Melissococcus plutonius).

De ziekte mag net als Amerikaans vuilbroed niet met geneesmiddelen  worden behandeld. Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) beslist of de aangetaste bijenkolonies verdelgd en verbrand moeten worden, of saneringsmaatregelen krijgen opgelegd (zie artikel 13 van het KB van 07 maart 2007).
 
Kleine bijenkastkever en tropilaelapsmijt

De kleine bijenkastkever of Aethina tumida en de tropilaelapsmijt komen momenteel nog niet in Europa voor.

De kleine bijenkastkever kan vliegen over een afstand van meer dan 10 km. Als hij een bijenkast binnendringt, legt hij zijn eitjes in spleten. De larven vernielen het broednest en eten de honing, de larven en de pollen op. De kolonie kwijnt weg en de vervuilde honing is niet meer eetbaar.

De tropilaelapsmijt parasiteert net als de varroamijt op de larven van de bij en voedt zich met de hemolymfe van het broed, waardoor de jonge bijen verzwakt en misvormd worden.

Om de verspreiding op het Europees grondgebied te voorkomen, moeten deze twee ziekteverwekkers verplicht worden gemeld als ze zouden opduiken. Er zijn ook tal van importmaatregelen genomen. Zo mogen enkel bijenkolonies en hommelvolken uit biologisch veilige centra worden ingevoerd. Bovendien mogen geen koninginnen uit landen ingevoerd worden waar een van die plagen heerst.