Resultaten van de openbare raadpleging over het ontwerp van verslag over de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Aarhus

Van 01 tot 30 november 2004 werd via de site van de federale overheid een raadpleging georganiseerd van het publiek over het ontwerp van verslag over de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Aarhus.

Herinnering van de invoering van die raadpleging van het publiek

Het is belangrijk aan te stippen dat de raadpleging van de burgers een op internationaal niveau vereiste procedurele formaliteit is. Het is zo dat elke Staat die het Verdrag op nationaal niveau heeft bekrachtigd, zowat om de 3 jaar, antwoord moet verstrekken op een vragenlijst over de tenuitvoerlegging op nationaal niveau. Die vragenlijst wordt dan toegezonden aan het Secretariaat van het Verdrag. Dit is een typisch administratieve procedure die geldt voor alle internationale verdragen.

Het Verdrag van Aarhus is evenwel atypisch omdat voor de andere verdragen doorgaans het publiek niet de mogelijkheid heeft te reageren op het ontwerp van nationaal antwoord. De eerste vergadering van de Partijen bij het Verdrag van Aarhus heeft dus in 2001 een nieuwe procedure ingevoerd ten laste van de Partijstaat omdat deze voortaan zijn ontwerp van verslag voor raadpleging aan het publiek moet voorleggen. Voor verdere inlichtingen: zie beslissing I/8 http://unece.org/env/pp/mop1docum.statements.htm (beschikbaar enkel in het Engels en het Frans).

De resultaten van de openbare raadpleging ten aanzien van het formulier

Behalve het ontwerp van federaal verslag, hebben wij een formulier ter beschikking van het publiek gesteld met vragen over de rechten van het Verdrag van Aarhus. Daar de informatie die voorkwam in het ontwerp van verslag werd uitgewerkt als antwoord op internationale verplichtingen, leek het inderdaad belangrijk de raadpleging te vergemakkelijken door het publiek te ondervragen over zijn kennis omtrent het Verdrag alsook over zijn eventuele ervaring aangaande de door het Verdrag gecreëerde procedurerechten.

Er zijn een twaalftal antwoorden gekomen, allemaal van privé personen. De meerderheid van de antwoordverstrekkers heeft het antwoordformulier gebruikt. Slechts een enkele antwoordverstrekker heeft anders gereageerd en heeft meer bepaald naar voren gebracht dat dit type van raadpleging een première is op het gebied van internationale rapporteringen.

Het platform van de federaties van milieubeschermingverenigingen heeft eveneens een gezamenlijk advies uitgebracht over de inwerkingtreding op federaal niveau van het Verdrag.

Zo de grote meerderheid van de antwoordverstrekkers reeds het Verdrag van Aarhus kende, is het evenwel zo dat slechts een klein aantal onder hen reeds een of meer erin bepaalde rechten hebben uitgeoefend.

Voor wat de informatie- en bewustmakingacties betreft, merken we dat de helft van de antwoordverstrekkers op de hoogte werd gebracht en de initiatieven heeft opgevolgd van het Directoraat-generaal Leefmilieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Het is voornamelijk het net en de pers die deze goede informatie-uitwisseling hebben begunstigd. Zij die deze informatie niet hebben gekregen zijn van oordeel dat de milieuboodschappen meer dan nu gemediatiseerd zouden moeten zijn. Tevens vindt een van de antwoordverstrekkers de factor «nabijheid» als essentieel om te garanderen dat de informatie inderdaad bij het publiek terecht komt (bij voorbeeld door het kanaal van de gemeenten).

De enkele personen die reeds hebben deelgenomen aan een procedure van openbare raadpleging of inspraak hebben dit meestal gedaan op regionaal niveau. Slechts een enkele persoon heeft deelgenomen op federaal niveau maar wel voor wat de duurzame ontwikkeling betreft. Er moet worden opgemerkt dat bepaalde personen van oordeel zijn dat ze hebben deelgenomen aan een beslissingsproces op milieugebied door op eigen initiatief te zijn opgetreden tijdens de bepaling van bepaalde federale beleidslijnen en dit, door hun vrees te uiten omtrent de gevolgen van dat beleid op de gezondheid en het milieu. 

Het kan duidelijk worden vastgesteld dat die personen voldoende kritisch zijn omtrent het nut van die participerende processen en voornamelijk omtrent de doeltreffendheid ervan. Inderdaad, allen zijn van oordeel dat hun inspraak niet veel heeft bijgebracht, omdat ze uitgaan van het principe dat hun advies weinig invloed heeft op de administratieve overheid. Er wordt ook vastgesteld dat, niettegenstaande de twijfels die deze personen hebben over de manier waarop die participerende processen worden ingevoerd, ze voorstander blijven van de toekomstige procedures van inspraak voor het publiek op het gebied van leefmilieu.

Het gedeelte over de toegang tot de rechter voor de vragen betreffende het leefmilieu heeft slecht 3 antwoorden opgeleverd, meer bepaald in verband met de lawaaihinder in de lucht. Die antwoordverstrekkers geven aan dat hun vraag om inspraak niet in overweging werd genomen door de overheid bij wie de vraag was gestuurd. Bovendien kregen zij geen enkel motief voor weigering toegestuurd. Eén antwoordverstrekker, wiens vraag niet in aanmerking werd genomen, is naar de Raad van State gestapt. Geen enkele antwoordverstrekker was tevreden met de eindbeslissing.

Er moet in dat verband worden genoteerd dat bepaalde antwoordverstrekkers de uitoefening van het recht op informatie in milieuaangelegenheden (overeenkomstig de regels en de procedure van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur) verwarren met de indiening van een klacht tegen de administratieve of beleidsoverheid over een milieuprobleem. Die beide acties zijn inderdaad zeer verschillend zowel op niveau van hun draagwijdte als op het niveau van de juridische verplichtingen die er voor de administratieve overheid uit voortvloeien.

Voor wat de toegang tot de rechter betreft bij de Hoven en Tribunalen van de gerechtelijke orde of bij de Raad van State, hebben slechts twee antwoordverstrekkers dit type van mechanismen in werking gezet (en beide op het gebied van het luchtlawaai). Zo beiden van oordeel zijn dat ze het gerecht doeltreffend hebben geholpen, hebben ze niettemin kritiek op de duurte en op de traagheid van de procedures.


De resultaten van de raadpleging ten aanzien van het ontwerp van verslag van tenuitvoerlegging

Er moet worden genoteerd dat slechts een antwoordverstrekker heeft gereageerd op het verslag van tenuitvoerlegging, met de nadruk op het feit dat, volgens hem, bepaalde referenties in de antwoorden ontbreken. Sommige van die opmerkingen zullen niet in overweging worden genomen omdat ze, ofwel van het juridisch standpunt niet relevant zijn voor het Aarhusverdrag (bijvoorbeeld, de verwijzing naar de raadpleging van het publiek voor de Federale plannen voor duurzame ontwikkeling), ofwel, ze buiten de federale milieubevoegdheden vallen.

Conclusies

Het DG Leefmilieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu wenst alle personen van harte te danken die hebben deelgenomen aan die procedure van volksraadpleging. Die antwoorden zullen inderdaad van groot nut zijn, niet alleen bij de tenuitvoerlegging van de toekomstige participerende processen maar ook tijdens communicatie- en bewustmakingsacties over het Aarhusverdrag of over elke andere milieuaangelegenheid.

Ongeacht de afwezigheid van talrijke reacties op het ontwerp van verslag over de tenuitvoerlegging van het Aarhusverdrag op federaal niveau, lijkt het evenwel zeer duidelijk dat dit verdrag een juridisch instrument is dat de burger bij de verdediging van zijn milieurechten erg aanbelangt.

Document